“Tot ik een jaar of veertien oud was, sprak ik perfect AN”

© Foto Kurt
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Geen boeiender ras dan het West-Vlaamse, vindt ook Stephanie Coorevits. De schrijfster, psychologe en televisiemaakster laat zich graag inspireren door de West-Vlamingen en hun gewoontes.

Laten we het even over ons dialect hebben. Iets waar wij, West-Vlamingen, misschien een tikje defensief tegenover kunnen zijn. Dat komt natuurlijk doordat we vaak te horen krijgen dat we niet praten maar enkel medeklinkers uitstoten. Onbekend is onbemind.

Tot voor kort. Want ik heb de indruk dat er iets aan het verschuiven is op dat vlak. Ik hoor al eens dat West-Vlaams ‘sappig’ is. En dat we onze dialecten moeten behouden. Als iemand die onmogelijk ‘je hebt een goed geheugen’ correct kan uitspreken, juich ik dat ten zeerste toe.

Dat was vroeger wel anders, want tot ik een jaar of veertien oud was, sprak ik perfect AN. Mijn vader mocht dan wel in Wevelgem geboren en getogen zijn, mijn moeder heeft haar roots in Turnhout én is juffrouw (weetje: mijn moeder corrigeerde de taalfouten in de liefdesbrieven die mijn vader haar stuurde met rode stift. Ze zijn nu gescheiden. Beschouw dit als een vrijblijvende tip voor de taalpuristen onder jullie).

Dit terzijde. Wij spraken dus Algemeen Nederlands thuis. Ik begreep het dialect maar ik kreeg het niet uit mijn strot. Dat eenzelfde taal spreken, een band schept, heb ik pijnlijk ervaren toen ik in Ieper naar school ging en daar wat vreemd bekeken werd omdat ik de ‘sch’ uitsprak als ‘sch’ en niet als ‘sjhuh’. Ik eindigde ook niet elke zin te pas en te onpas met ‘ennè’, noch refereerde ik aan een rugzak met het woord ‘meuzel’ of aan mijn broekzak als ‘beuze’. Dat bleek reden genoeg voor milde pesterijen (geen zorgen! Ik ben goed terechtgekomen en een beetje gepest worden, bevordert je vermogen tot zelfstandig denken). Mocht ik toen een even individualistische geest gehad hebben als nu, had ik die mannen wel even in correct Nederlands op hun plaats gezet (‘Pesten is niet cool, jongens. Het is enkel een projectie van jullie eigen angsten en onzekerheden.’). Maar destijds wilde ik gewoon heel graag een schaapje in de kudde zijn, dus besloot ik dialect te leren. Hoe moeilijk kon het zijn? In mijn hoofd sprak ik het al vloeiend. Ik moest gewoon mijn tong en strottenhoofd zo misvormen dat het tès n sjwon us ennè kon produceren. Omdat het leven geen sprookje is, moet ik bekennen dat het me nooit helemaal gelukt is. Wel ruilde ik Ieper in het derde middelbaar in voor een school in Wevelgem alwaar mijn Ieperse/Wevelgemse/AN-mengvorm als iets exotisch beschouwd werd. Ik was opeens heel populair, iedereen was mijn vriend en ik leefde nog lang en gelukkig. Tot ik twee jaar later naar school in Kortrijk ging, mijn papa niet met een Porsche reed en de miserie helemaal opnieuw begon. Wie zei dat je kindertijd de gelukkigste tijd van je leven is?