Marie-Claire Ceyfs: “Heb mijn vader nooit gekend”

© Benny Proot
Nancy Boerjan

De bevlogenheid waarmee Marie-Claire Ceyfs over haar kunst, maar ook over die van anderen vertelt, komt recht uit haar hart. En het mag dan vooral de tragische kant van het leven zijn die haar aantrekt, zelf blaakt ze van levenslust.

Wie is Marie-Claire Ceyfs?

Marie-Claire (74) groeide op in Heist. Ze trouwde met André Ackaert met wie ze dertig jaar geleden in Assebroek (Brugge) kwam wonen. Ze hebben een dochter Stefanie en een kleindochter Justine.

Ze haalde een diploma boekhouden, maar legde zich later toe op aquarellen schilderen. Ze ontwikkelde een heel eigen techniek met collagebeelden. Ze stelde tentoon in heel Vlaanderen, maar ook in Nederland en zelfs een keer in Japan.

Haar werk werd ook diverse keren bekroond.

“Ik groeide op omringd door tal van mooie objecten die mijn moeder graag in huis haalde. En toen ik al vroeg gefascineerd bleek te zijn door de schilderijtjes die onze gepensioneerde overbuur maakte, liet ze me schilderlesjes volgen bij een oudere non in Heist. Maar het was pas toen we in Brugge kwamen wonen dat ik de microbe goed te pakken kreeg. Ik trok daar ook naar de academie, stelde al eens wat werk tentoon bij de kunstverenigingen waarbij ik toen aangesloten was. Zo werd ik opgemerkt door een Brugse galeriehouder en ging de bal aan het rollen. Sinds 1988 heb ik mijn werk heel dikwijls tentoongesteld, vooral in Antwerpen, waar ik heel mooie en prettige tijden beleefde. Maar het betekende ook veel ‘tjolen’. Zonder mijn man die me altijd gesteund heeft en telkens weer mijn werken ter plekke bracht, zou me dat allemaal niet gelukt zijn.”

Marie-Claire Ceyfs:
© Benny Proot

“Ik verzamel ook graag kunst rond mij. Ik weet dat onze living intussen te vol staat, maar ik vind alles wat er staat gewoon te mooi om het níét uit te stallen. Het zijn veelal werken van kunstenaars met wie ik ooit samen tentoonstelde. Mijn man en ik deden niks liever dan galerieën bezoeken. Nu doen we dat wat minder, want er zijn van langsom minder galerieën. Maar vroeger spaarden we liever voor een kunstwerk dan dat we op reis gingen. Of ik kreeg een werkje voor mijn nieuwjaar, verjaardag én Moederdag dat jaar.” (lacht)

Marie-Claire Ceyfs:
© Benny Proot

“Ik heb niks tegen mooie landschappen en stillevens, maar dat is niet wat mij aantrekt. Ik val altijd opnieuw terug op wat stuk is, doorleefd of versleten, op oorlogssituaties… Ik neig heel sterk naar tragiek. Dat gaat misschien deels terug op het feit dat ik mijn vader nooit gekend heb. Hij stierf als weerstander tijdens de oorlog; ik was pas één jaar. Die gevoelens kan ik het best naar voren brengen in mijn aquarel-collages, ook al heb ik daar niet altijd erkenning voor gekregen. Sommigen zien er ‘maar wat geknutsel’ in, ook aan de academie werd vaak wat neerbuigend gedaan over mijn techniek. Ik ben dan ook oprecht blij met de internationale erkenning die de Brugse collagekunstenaar Sammy Slabbinck nu terecht krijgt.”

Marie-Claire Ceyfs:

“Ik blijf graag up to date. Ik volgde cursussen informatica, digitale fotografie, photoshop… Ik wil mee zijn met mijn tijd. Ik heb nooit computerles gekregen op school, maar ik vond dat ik dat moest inhalen. Ik kan nu met de computer powerpoints van mijn werk maken, zelf foto’s bewerken en e-mails versturen. Maar sociale media gaan me dan toch weer wat te ver. Ik gebruik de moderne technologie graag voor praktische doeleinden, maar ik voel niet de minste aandrang om op de bus te zitten sms’en…”

Marie-Claire Ceyfs:
© © VRT

“Ik werd in mijn leven al drie keer geopereerd aan mijn hart, als gevolg van de acute gewrichtsreuma waaraan ik als kind leed. Een van mijn hartkleppen was daardoor verkalkt geraakt. De eerste keer was op mijn 27ste, onze dochter was toen twee jaar. In 1996 bleek de klep opnieuw verkalkt te zijn, en in 2004 heb ik een titanium hartklep gekregen. Dat waren zware ingrepen. Toch ben ik nooit bang geweest om te sterven; een ziekte als kanker – waaraan ik al twee broers verloor – boezemt me veel meer schrik in. Ik had het geluk om het te boven te komen, mij hoor je niet klagen.”