De wondere wereld van Luc: Betty van de botsauto’s

© PC
Luc Dufourmont

Echt rustig is het nooit in het hoofd van Luc Dufourmont. Sommigen noemen het een afwijking, anderen een gave. In deze column neemt hij ons elke week even mee in zijn denkwereld. Soms grappig en dan weer intriest, maar altijd recht uit het hart en met een flinke dosis buikgevoel.

Zomer 1976. Kermis in Rekkem. “Luc, kom je even helpen, een jonge dame wil moderne muziek kopen.”

Naast bruin en wit goed verkochten we ook vinylplaten in onze winkel op de Plaats van Rekkem. Moderne muziek, de algemene noemer die mijn moeder aan rock en pop gaf, was mijn specialiteit. “Hey, ik ben Betty van de botsauto’s, jij?” Ik bloosde bij het zien van zoveel schoonheid. Licht gekleed, een kogel aan een touwtje tussen haar stevige borstjes, rosse krullen, 20 jaar jong schatte ik. “Euh mijn naam is Luc. Laat ons samen eens kijken, hé of we iets kunnen vinden voor jou in de platenbakken.” Ze kwam heel dicht achter me staan. Ze rook naar fruitbonbons.

Het werd een dag vol passie, emotie en veel drank die opnieuw eindigde in haar sterke armen

“Als het maar goed rockt en recent is”, zei ze. Na vijf minuten had ze al een tiental singles aan de kant gelegd en fluisterde dicht bij mijn oor: “Kunnen we geen deal maken? Ik koop er tien, je geeft er me twaalf en ik bezorg je een speciale loper waarmee je een weekend lang gratis op de autoscooter mag. ‘s Avonds moet je me wel helpen om alle auto’s weer op een rijtje te plaatsen.”

En of ik akkoord was. Dezelfde dag nog reed ik uren aan een stuk met de botsauto’s. Tussen de ritten door zat ik met Betty te praten, tot grote ergernis van haar vader, een norse bullebak met een gezicht zonder lachspieren. We dronken lauw bier en ‘s avonds, als alle auto’s gelijnd stonden, deed ze de lichten uit. Onverwacht trok ze me bij de arm tussen twee woonwagens in en duwde haar tong naar binnen. Zo vurig en intens had ik nog nooit gekust, ik voelde de grond wegglijden onder mijn voeten en net toen ik mijn hand onder haar bloes wou steken hield ze me tegen. “Morgen Luc, slaap zacht en breng een bak bier mee, mijn vader gaat dat waarderen…”

Gezien mijn onaangeraakte kermisgeld kon ik de volgende dag zonder probleem een bak bier leveren. Het werd een dag vol passie, emotie en veel drank die opnieuw eindigde in haar sterke armen.

Toen alle auto’s gelijnd stonden, deed ze de lichten uit

“Morgen afbreken en dan naar Doornik, kom je tijdig afscheid nemen?” Voor ik kon antwoorden liep ze naar de ouderlijke woonwagen, zwaaide nog even en verdween.

Die zonnige maandagmiddag stond de karavaan klaar om te vertrekken, Betty nam me mee naar een veld achter het dorpsplein en we doken de geurende tarwe in. Ze zat boven op mij, kuste me in de nek en fluisterde: “Hier scheiden onze wegen, jongen.” Zelf kon ik geen woord uitbrengen en wist ik niet wat er met me gebeurde, ze bespeelde me alsof ik haar lievelingsinstrument was. Aan ervaring ontbrak het haar zeker niet. Ik stond op het punt mijn maagdelijkheid te verliezen toen plots een luide mannenstem riep: “Betty, je moet direct komen, uw pa is razend, hij wil je binnen één minuut in de Jeep.” Ze sprong recht, trok haar truitje en rokje weer in de plooi, deed het koord met de kogel om mijn nek, gaf me nog een passionele kus en verdween.

Ik zag haar nooit meer terug, de kogel heb ik nog.

Een jaar later bracht Rob De Nijs, “Het werd Zomer” uit, op mijn lijf geschreven.

https://www.youtube.com/watch?v=G1ZQeswiZNQ