De column van Stephanie Coorevits

© Foto Kurt
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Geen boeiender ras dan het West-Vlaamse, vindt ook Stephanie Coorevits. De schrijfster, psychologe en televisiemaakster laat zich graag inspireren door de West-Vlamingen en hun gewoontes.

Omdat mensen mij vaak associëren met ‘eten’ en ‘eten klaarmaken’, wordt vaak (verkeerdelijk) gedacht dat ik elke avond een of ander culinair wonder op tafel tover. Helaas, vaker wel dan niet beoefen ik de subtiele kunst van het ‘restjeskoken’. Ik kan dat hier zonder schaamte melden. Immers, koken met restjes schijnt tegenwoordig ecologisch en dus trendy te zijn. Een paar dagen geleden trok ik de kast open in de hoop dat de inspiratie mij terstond zou overvallen. Een paar patatten, een blik flageoletboontjes. Dat was duidelijk: het zou boontjeskok worden. Ik dacht dat dit een algemeen bekend West-Vlaams gerecht was, zoiets als stampers of stovebuzzen. Maar mijn toenmalige echtgenoot dacht daar anders over. Zie hieronder een verklarende discussie:

M(an): “Wat is ‘t voor ‘t eten vanavond?”

I(k): “Boontjeskok.”

M: “Boontjeskots??”

I:

M: “Hé??? Zei je nu boontjeskots?”

I: (diepe zucht slakend) “Ja, dat zei ik, want je weet toch: dinsdag eten we spaghetti, op woensdag eten we kots.”

M: “Doe eens serieus…”

I: “Boontjes KOK, niet kots. Waarom zou ik je in godsnaam kots geven als avondeten?”

M: “Ja, ik vond het al raar. Je moet eten niet zulke rare namen geven.”

I: “Ik heb dat niet uitgevonden. Dat is een bestaand gerecht. Mijn vader maakte dat ook altijd voor ons. ‘t Is iets West-Vlaams.”

M: “Ik ben hier ook geboren, hoor. En ik heb nog nooit van boontjeskok gehoord. ‘t Is weer zoiets raars dat alleen jouw familie zegt?”

I: “Ja hoor, míjn familie zegt rare dingen.”

M: “Wat bedoel je daar nu weer mee?”

I: “Niks.”

M: “Ik ken dat toontje, kom zeg maar.”

I: “Oké: riespetietjes met rospetotjes”

M: “Ja, en?”

I: “Dus jij vraagt als kind aan je moeder ‘wat gaan we eten vanavond?’, zij antwoordt ‘riespetietjes met rospetotjes’ en dan is ‘boontjeskok’ het raarste dat je ooit gehoord hebt…”

Zeer entertainend; hoor ik je zeggen, maar daarmee weet ik nog altijd niet wat boontjeskok is. Wel, het is zeer eenvoudig puree waar boontjes (bij voorkeur flageolets) onder geroerd worden. En dat definieert volgens mij voor een stuk de culinaire West-Vlaamse traditie. In tegenstelling tot wat andere provincies schijnen te denken, eten wij niet elke dag een halve rauwe koe (dat is enkel op zondag) en er zijn heus ook wel vegetarische West-Vlamingen (die wonen voornamelijk in Gent maar dat is het punt niet). Het punt is dat wij, volgens mij, geen Pascale Naessens nodig hebben om te zeggen dat de helft van ons bord gevuld moet zijn met groenten. En we hoeven ook niet per se de dag te beginnen met een smoothie op basis van boerenkool om onze vitaminen binnen te hebben. Wij mogen dan wel de reputatie hebben traditionele eters te zijn, we zijn ook nuchter. We eten soep in de winter en tomaten in de zomer. We weten hoe schorseneren eruitzien en dat het een pest is om ze klaar te maken. En ja, soms eten we boontjeskok en dat is met patatten. Maar zoals de rest van het land binnenkort ook wel nog zal (her)ontdekken: een patatje is de duivel niet.