Het ene been van Seppe Vandicke was 3,5 cm langer dan het andere

© VDB
Redactie KW

Seppe Vandicke koerst al vanaf zijn achtste bij de miniemen. Hij heeft het van geen vreemden, want ook zijn mama Katleen Deforce en enkele tantes koersten ook. Seppe viel aanvankelijk totaal niet op, maar als tweedejaarsnieuweling bracht hij daar afgelopen seizoen enige verandering in.

“Ik nam nochtans een valse start”, herinnert Seppe zich. “In het clubkampioenschap in Meulebeke kwam ik in de eerste bocht ten val. Het oponthoud sleepte wat aan, waarbij ik een verkoudheid vatte die mijn hele lente verzuurde. Vanaf de tweede helft van mei schoof ik op in de uitslagen. Eind juni kwam ik twee opeenvolgende zaterdagen dicht bij een eerste overwinning. In Snellegem was Jefke Daneel mij te snel af. De zaterdag daarop kwam ik ook in Lichtervelde uit op de dichtste ereplaats na Yorben Lauryssen. Nog meer dichte ereplaatsen volgden en toch werd ik geen enkele keer geselecteerd voor een interclub. Bij de Jonge Renners Roeselare is de concurrentie bijzonder groot en voor de manches van de Beker van België mogen er slechts vier per club opgesteld worden, vandaar.”

“Op 22 oktober onderging ik een zware, maar geslaagde operatie die mijn beide benen even lang maakt”

“Als het maar dat is”, voegt Seppe er haastig aan toe. “Tijdens de zomermaanden kende ik een aanzienlijke terugval en de verklaring liet niet op zich wachten: onderzoek wees uit dat mijn rechterbeen niet minder dan drie en een halve centimeter korter is dan het linker en dat ging ook ten koste van het gelijkmatig zetten van kracht. Zo wilde ik niet verder en dus onderging ik op 22 oktober een zware, maar geslaagde operatie die mijn beide benen even lang maakt. Dat gaat evenwel niet als vanzelf. Ik moet mij om te beginnen gedurende zes maanden behelpen met een ilizarov fixateur. Pas daarna kan ik aan een langdurige revalidatie beginnen.”

Op naar 2020

“Ik ga er dus maar beter vanuit dat ik in het beste geval pas in de nazomer van 2019 weer aan koersen zal mogen denken. Meer dan een verkenningsronde naar 2020 toe zal er niet in zitten. Ik geef het in geen geval op, want ik heb in mei en in juni ondervonden waartoe ik in staat ben als ik over al mijn fysieke middelen beschik. Uit mijn huidige beproeving zal ik mentaal sterker komen. De langdurige onderbreking zal ik zinvol kunnen invullen met de volle focus op mijn studies industriële wetenschappen aan het VTI van Roeselare. Ja, ik zie het helemaal zitten.” (BCA)