Theo Van Der Straeten: “Nu kan er niets meer. ‘s Avonds vind je geen zaak die nog open is.”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Maak kennis met Theo Van Der Straeten, die zijn eerste horecazaak begon toen het Ring Shopping Center opende.

Theo Van Der Straeten is biljart aan het spelen in Budakitchen. De plek waar op de middag jong en oud massaal toestroomt om van een goedkope maaltijd te genieten. Theo komt pas aan als de massa weer verdwenen is. Dan pakt hij zijn keu uit, haalt het doek van één van de twee biljarttafels en begint te spelen. Soms alleen, soms met een andere speler die intussen ook weet dat de vroegere tafels van Café Middenstand in het H. Hart zijn opgesteld. “Een biljarttafel vind je niet meer in de cafés. Alleen in de rusthuizen kan je er nog één vinden. En hoelang zullen die hier nog staan? Vroeg of laat zie ik ze ook verdwijnen.” Hij trekt een bedenkelijk gezicht. Waar moet hij dan naartoe? “We zullen zien, zei de blinde. Maar hij zag nooit,” repliceert hij.

Jonge kinderen

Theo is één van die Kortrijkse figuren die iedereen wel kent. Van zien of van een pintje mee te drinken. “Of een triple Westmalle,” lacht hij terwijl hij zijn glas opsteekt. Theo is inmiddels 77 en daar schrikt hij zelf van, zegt hij. “Ik weet niet wanneer dat gebeurd is.” Misschien is het ook niet zo. Want hij kan makkelijk voor een man van tien jaar jonger doorgaan. Wat hij doet om zo goed bewaard te blijven? “Mij verzorgen, en regelmatig eentje drinken,” lacht hij. En sommigen helpen hem misschien wel om jong te blijven. Theo heeft immers nog een dochter van 20, die nu in haar tweede jaar biologie zit aan de Kulak. “Ik was 58 toen zij ter wereld kwam. Nee, moeilijk was dat niet. Als man gaat dat wel.”

De dochter in kwestie heeft hij met zijn tweede vrouw gehad. Net als die zoon van 30. “En dan heb ik nog een dochter van het jaar ’70 en een andere van het jaar ’74,” zegt hij. “En al enkele kleinkinderen ook. Ja, veel allemaal om bij te houden. En redelijk ingewikkeld.” Wat het allemaal heel simpel maakt is dat ze allemaal goed met elkaar opschieten. “We komen een paar keer per jaar allemaal samen, de twee families en dat is genieten. Ik kan het bovendien nog altijd goed vinden met mijn eerste vrouw en met mijn tweede, die 23 jaar jonger is dan ik.”

41 jaar horeca

Theo is zo’n bekend figuur in Kortrijk, omdat velen hem herkennen als die mooie rijpere man die je wel vaker op zijn fiets door de straten ziet voorbijglijden. En nog meer mensen kennen hem van de vele horecazaken waarvan hij uitbater is geweest. “Ik heb 41 jaar in de horeca gezeten,” legt hij uit. “Het is allemaal begonnen in het Ring Shopping Center, in ’73. Tot dan werkte ik in de textielbranche. Mijn moeder had weliswaar een bekend café in Deerlijk, waar jarenlang het lokaal van de studenten was. Maar zelf had ik tot dan toe nooit in de horeca gewerkt. En opeens had ik vier zaken tegelijk: Interludium, Brunch, Quell en Lucullus. Vier zaken die schitterend hebben gemarcheerd tot in ’84. Toen ben ik failliet gegaan.”

“Ik was intussen ook begonnen met een klasse-restaurant in een villa in Kuurne, de Trisquel. Op een slecht moment. De tijden waren een beetje aan het veranderen. Er waren autoloze zondagen. En er kwam een zakje om in te blazen. Daardoor kreeg de horeca een klap. Ik heb toen helemaal moeten herbeginnen. En dat deed ik ‘s nachts. Met de Ramses op de markt. We waren er iedere nacht open, tot minstens vijf uur ‘s morgens. De mensen zakten af als ze een feest hadden. Ze konden toen parkeren voor de deur. En er waren nog lang niet zoveel drankcontroles. Dat heb ik negen jaar gedaan. En toen ben ik de Caracas gaan uitbaten en tegelijk het café van het conservatorium. Jaja, in 41 jaar gebeurt er iets. Maar de horeca van toen is niet meer te vergelijken met nu. Alles ligt plat. Er mag niets meer en ‘s avonds komt er geen volk meer buiten. Na negen uur moet je al zoeken om nog een café te vinden dat nog open is.”