Oostduinkerkse paardenvissers: bijna uitgestorven, nu weer springlevend

De paardenvissers brengen heel veel volk op de been. "Nochtans vissen we nu bijna niets", verklapt Günther Vanbleu (foto). © Davy Coghe
Hannes Hosten

De paardenvissers, hèt uithangbord van Oostduinkerke, zijn een uniek fenomeen aan onze kust. Al kan je ze in het seizoen meermaals per week aan het werk zien, een demonstratie op het strand lokt telkens honderden mensen. Rond het jaar 2000 zag het er nochtans benard uit voor de garnaalvissers: er restten er maar drie meer. “We waren bijna uitgestorven”, knikt paardenvisser Günther Vanbleu (44). “Maar intussen kwamen er veel jonge mensen bij en zijn we weer met een 15-tal.”

In Oostduinkerke kan je er niet naast kijken. Een reusachtige, in struiken gehulde visser te paard verwelkomt je in het dorp, op het strand zijn de iconen van het vroegere vissersdorp vereeuwigd in bronzen beelden. Overal keert het figuurtje terug: in toeristische folders, over plastic poppetjes tot levensgrote foto’s in horecazaken. In gele jekker, op een boerenpaard met manden op de rug. De peerdenvisscher, mascotte van Oostduinkerke.

Voor de toeristen

De unieke vorm van visserij is in de badplaats ook nog realiteit: de hele zomer kunnen de toeristen ze meermaals per week aan het werk zien. Wij waren er dinsdag bij en lieten ons verrassen door de massale interesse. De drie garnaalvissers reden nog maar het strand op met hun karretje of enkele honderden strandgangers volgden in hun kielzog. Een groep vrijwilligers hield de toeristen op afstand en dat was hard nodig. Bij hun terugkeer uit zee verdrongen ze zich bijna rond het trio.

“We waren nog nooit met zo weinig deze zomer”, verklaart Günther Vanbleu, timmerman en al zes jaar paardenvisser. “Als we met meer zijn, kunnen de mensen zich beter verspreiden. Ze zien ons graag bezig. Nochtans is de zomer geen goed seizoen voor garnalen. Je hebt er bijna geen. Ik heb dan ook niet veel gevangen. Het garnalenseizoen, dat is het voorjaar en van oktober tot december. Nu doen wij het voor de toeristen. Drie kwartier, één keer trekken en terug. Het gemeentebestuur geeft ons daar een vergoeding voor. Maar het is altijd druk. Of wij dè attractie van Oostduinkerke zijn? Ik denk het, ja.”

Eén vrouw

Maar het heeft niet veel gescheeld of we kenden de garnaalvissers alleen nog maar van de foto’s en de standbeelden. Omstreeks de eeuwwisseling waren er maar drie meer over. “Er waren maar een paar oudere mensen meer”, vertelt Günther. “Die zijn nu allemaal gestopt. Vandaag zijn we weer met een 15-tal, ook heel wat jongere mensen. Hoe dat is gekomen? Ja, hoe gaat dat? Zonen van vroegere paardenvissers, kennissen die een boerenpaard hebben, één die de kriebels voelt… Er is nu zelfs één vrouw bij.”

“Mijn vader is geen paardenvisser. Er waren er wel in de familie, maar in vroegere generaties”, legt Günther uit. “Ik startte door mijn vriendin, die ook een paard heeft. Dat stond in de manege en daar zag ik de boerenpaarden van de paardenvissers staan. In mijn jeugd viste ik op het strand. De interesse was er dus wel. Maar paardenvisser word je niet zomaar. Je moet eerst en vooral een eigen paard hebben. Ik kocht mijn eigen paard Martha, die bij ons thuis haar stal heeft.”

Niet zo simpel

“Ik leerde de stiel van een van de andere paardenvissers. Je moet er heel veel mee bezig zijn: paardrijden, de vistechnieken, in zee leren gaan… Je moet de getijden kennen, de stroming… Ik kende de zee al, maar voor wie er niet zo vertrouwd mee is, is het niet zo simpel. Na twee jaar opleiding kan je erkend worden door de gemeente. Je moet een proef afleggen voor de burgemeester en enkele prominenten van de gemeente, waar je toont dat je het kan.”

“Dit is geen licht werk. Op je paard zitten is niet lastig, maar al wat erbij komt! Je bent er elke dag mee bezig, zeker in de winter. ‘s Zomers doen we het op toeristische uren, maar buiten het seizoen vissen we meestal in het weekend of op vakantiedagen. ‘s Morgens vroeg, bij valavond, soms ‘s nachts… Altijd bij laag water. We vissen soms drie uur aan een stuk. Altijd alleen, al kom je wel eens iemand tegen. Maar het ene paard is sneller dan het andere. Een echte club zijn we niet.”

Sportmens

Je paard kan je vergelijken met een sportmens“, vindt Günther. “Je moet het goed voederen, zodat het goed presteert. Niet kort voor je gaat vissen, wel de dag tevoren. En bij aankomst meteen weer eten geven, zodat het direct recupereert. In de beste tijd van het jaar vissen wij telkens meer dan 10 kg. Maar het kan 60 kg zijn ook, of meer. We vangen wel minder dan vroeger. We nemen de garnalen mee naar huis en verkopen ze aan familie en vrienden.”

In tegenstelling tot wat we vermoeden, koken de paardenvissers hun garnalen niet in zeewater. “Op de schepen gebeurt dat wel, maar daar hebben ze zuiver zeewater. Maar als wij water scheppen op het strand, zit er te veel zand in. Onderweg naar huis laten wij onze garnalen drogen in de wind en dan koken we ze thuis, in gewoon water met veel zout in. ‘s Zomers koken we enkele keren op de dijk, maar vandaag niet.”

Volgend jaar proef

Thibault Lahousse (17) rijdt mee met de kar van Günther. “Ik volg de opleiding tot paardenvisser, maar ben nog niet officieel erkend. Daarom mag ik nog niet met mijn eigen paard komen”, legt hij uit. “Thuis op de Leopold II-laan zag ik de paardenvissers van kleins af passeren. En hoe gaat dat? Je kent een paardenvisser, mag eens mee en zo groei je daarin. Ik moest een tijdje sparen, maar met steun van mijn ouders kon ik mijn eigen paard kopen. Hij heet Floris en is gestald bij een andere paardenvisser.”

“Ik volg nu mijn tweejarige opleiding bij paardenvisser Chris Vermote. Ik ga regelmatig vissen met hem, ook ‘s nachts. Het liefst trek ik er ‘s ochtends vroeg op uit, als de zon opkomt en er nog niemand wakker is. Ik hoop in mei 2019 mijn erkenning binnen te halen. Het kan ook juni worden, de datum van de proef moet passen voor de mensen van de gemeente.”

Thibault (17): “Mijn vrienden kan ik er moeilijk warm voor krijgen”

“Om erkend te worden, moet je zelfstandig in zee kunnen gaan. Zo makkelijk is dat niet. Het moeilijkste vind ik de combinatie van vissen en paardrijden. Je moet continu je paard in de gaten houden en tegelijk ook met je net bezig zijn. Op straat moet je ook het verkeer in het oog hebben. Vissen is niet het moeilijkste, maar er komt veel bij kijken”, vertelt Thibault, die nu nog op de middelbare school zit, maar later graag de vastgoedzaak van zijn vader wil verderzetten.

Nergens anders

“Ik heb nog een maat van 16 die ook in opleiding is, de zoon van een paardenvisser. Het is aan ons om de traditie verder te zetten. Een zware last op onze schouders, want in mijn vriendenkring zie ik niet echt anderen die geïnteresseerd zijn. Ik spreek er niet veel over, omdat ik voel dat het me niet zal lukken om leeftijdsgenoten warm te maken. Vissen en paarden, dat spreekt hen zo niet aan. Er is ook veel werk aan. Je bent er ook de hele winter mee bezig.”

Thibault Lahousse:
Thibault Lahousse: “Voor mij zijn de paardenvissers de trots van Oostduinkerke.”© Davy Coghe

Voor mij zijn de paardenvissers de trots van Oostduinkerke. Ik ben fier als ik ze zie passeren. De Garnaalfeesten eind juni zijn voor mij de hoogdagen van het jaar. Dat is magnifiek. Heel Oostduinkerke leeft mee, iedereen kent iedereen. Dat vissen zit er zo in, nergens anders heb je die sfeer. Je moet hier niet wonen om garnaalvisser te zijn, maar ik ga hier niet weg. Ik wil nergens anders wonen dan hier.”

Enige plaats ter wereld

In 1510 wordt voor het eerst gemeld dat er al in oude tijden aan seynevissen werd gedaan. Seynevissen is vissen met een seyne (net), door twee paarden getrokken. De abdij Ter Duinen van Koksijde lag misschien niet aan de basis, maar stimuleerde wel de voortzetting ervan. Het paardenvissen kende ups en downs, maar werd in 2013 erkend als immaterieel cultureel erfgoed. Oostduinkerke is de enige plaats ter wereld waar nog aan garnaalvissen te paard wordt gedaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier