Jef Germonprez, nieuw in Kortrijk: “Ik voel me hier welkom. De stad is mooi geworden”

© KVDM
Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele trekt door de straten van Kortrijk en stelt aan de voorbijgangers één vraag: “wie ziej gie?”. Een vraag die velen onder ons zo vaak zouden willen stellen. De antwoorden krijg je hier te zien in de videoreeks ‘De Kortrijkzaan’. Leer de mensen uit je buurt kennen. Maak kennis met Jef, de man die al zijn hele leven verhuist. Al is Kortrijk misschien zijn eindstation.

Gewillig stopt hij wanneer ik hem aanklamp. Hij is het gewoon, zegt ie. “Ik was jarenlang één van de favoriete onderwerpen van de Gentse fotografiestudenten. Afrit 9 heeft ook nog een reportage over me gedraaid. Overal word ik eruit gepikt.” Niet verwonderlijk. Wellicht is er geen voorbijganger die niet op hem let. Want Jef Germonprez is een opvallend figuur. Hij lijkt ontsnapt uit ‘Lord of the Rings’. Of er moeten ook wel wat carnavalstoeten zijn waarin hij niet zou misstaan met zijn bordeaux baret op zijn hoofd, zijn lange grijze haar en kabouterbaard, de veelkleurige pofbroek, de ringen en andere ornamenten aan zijn lijf. Maar hij bestaat echt. En sinds kort mag hij zich Kortrijkzaan noemen. “Dit is de laatste keer dat ik verhuisd ben. Als ik nog eens verkas, dan is het om tussen zes planken te belanden,” zegt hij. Om meteen weer zijn eigen uitspraak te temperen. “Hoewel, zeg nooit nooit.”

Café Den Bilbo

Veel volk kent hij niet in Kortrijk. “Mijn schoonzus, de zus van mijn vroegere echtgenote, baat hier een verkleedwinkel uit, de Comedia, schuin tegenover De Dingen. Ze woont in Izegem. En ik ken ook nog iemand in Roeselare. Maar Kortrijkzanen? Nee.” Hoe hij hier dan terechtgekomen is? Er volgt een lang verhaal van vele omzwervingen. Jef werd geboren in Oostende. “Sinds mijn ouders er niet meer zijn, kom ik daar nog zelden. Ja, eens in ‘t Kroegske, bij Iwein, op het Pauluspleintje. Ik heb nog besteld in zijn café. In de jaren zeventig heb ik hier in Kortrijk trouwens nog een café gehad, in de Zwevegemstraat. Den Bilbo. Een hippiecafé. Ik herinner me ook nog café De Kilo uit die tijd. Zegt je niets?”

Als ik nog eens verkas, dan is het om tussen zes planken te belanden.

“In Waregem heb ik nog Café De Liberta uitgebaat. Ja, ik heb een beetje van alles gedaan. Eigenlijk was het mijn bedoeling om psychiatrisch verpleegkundige te worden. Ik heb die studies gevolgd aan het het Guislain-instituut in Gent. Maar dat liep mis toen ik in de Sleepstraat het buurthuis van Vuile Mong en zijn Vieze Gasten ontdekte. Dat zagen ze de broeders niet zitten, dat iemand uit de psychiatrische verpleegkunde zich bezighield met buurtwerking. Dat vonden ze niet niet gepast. En dus hebben ze me gebuisd. Maar ik heb toch wel een aantal jaar bij demente bejaarden gewerkt. En toen ik opgebrand was, heb ik koeling, klimatisatie en elektriciteit gedaan.” Om af te koelen, merk ik op. Er volgt een schamper lachje en hij zet ongestoord zijn verhaal verder.

Weduwnaar

“Zo ben ik uiteindelijk ook in de Vooruit terechtgekomen in Gent, waar ik half en half concertverantwoordelijke geweest ben en de elektriciteit gedaan heb van de vooruit. Ik ben dan weer gaan zwerven. Dan mijn vrouw tegengekomen. We zijn dan begonnen met festivals te doen. Met dingen die we zelf maakten. Mijn vrouw maakte juwelen en ik was vooral bezig met pyrografie, ontwerpen en inbranden van tekeningen in hout, leder, hoor en been. We deden folkfestivals aan, Keltische festivals, middeleeuwse festivals, Viking-festivals, fantasy, wat weet ik allemaal, en van de zomer ben ik er mee gestopt. Het is mooi geweest.”

Ja, ik word nog wel eens bekeken. Maar ik heb me nooit iets aangetrokken van wat mensen dachten of zeiden.

Het leven gaat zijn gangetje. Dat is ook wat één van zijn juwelen vertelt. Ze toont de eeuwige beweging van geboren worden, leven en sterven. We zijn allemaal deel van iets groters, zegt hij. Je hoort dat hij over de dingen heeft nagedacht. In 2015 verloor hij zijn vrouw, de elf jaar jongere Miek. “Ze leed drie jaar aan keelkanker. Ik heb al die tijd voor haar gezorgd. Dag en nacht. Uiteindelijk is ze hier in Kortrijk terechtgekomen, in de palliatieve. Ze heeft hier nog een maand geleefd.”

Miek dus. Niet Katrien. Hoewel haar naam nog op zijn vingers staat getatoeëerd. “Dat was mijn eerste vrouw. Met wie ik nog dat café in de Zwevegemstraat had. Die tatoeages hebben we nog zelf gezet in die tijd. Met drie kopspelden en Chinese inkt. Bij haar was het makkelijk. Ze had maar drie letters te zetten: J-E-F. Haar naam kon er maar net op. Ik had nog een pink over.”

Kortrijk voelt goed aan

Lang geleden allemaal. En nu is hij dus alleen. En soms wel een beetje eenzaam, geeft hij toe. Maar dat was nog erger in Beselare, waar hij woonde voor hij naar Kortrijk kwam. “Ik woonde er tussen de velden en de bossen. Maar ik moest er weg. Mijn huis was onbewoonbaar verklaard. In zo’n gehucht zie je geen kat. Hier kom je buiten en je ziet nog mensen. Ik ben wel alleen, maar het is toch een verschil. Oké, ik heb niemand waarmee ik mijn leven kan delen. Maar wie weet kom ik ooit nog wel eens iemand tegen met wie ik mijn leven wil delen. En die haar leven met mij wil delen. Niet simpel natuurlijk, want degene die mijn leven wil delen, moet me aanvaarden zoals ik ben. We hoeven niet gelijk te zijn, maar wel gelijkgestemde zielen.”

Wie weet kom ik ooit nog wel eens iemand tegen met wie ik mijn leven wil delen. En die haar leven met mij wil delen.

Had hij die zielsverwant niet makkelijker in meer wereldse steden kunnen vinden? “Hmm, Antwerpen heeft me nooit aangesproken. Met Oostende heb ik geen band meer. En Gent is me te hard geworden. Ik ben daar al eerder gevlucht. Maar Kortrijk voelt goed aan. Ja, ik word nog wel eens bekeken. Maar ik heb me nooit iets aangetrokken van wat mensen dachten of zeiden. Ik ben wie ik ben. Naar het schijnt is er hier in de zomer ook van alles te doen, kunstmarktjes en zo. Misschien kom ik daar wel iemand tegen. Ik voel me in ieder geval aanvaard hier. En de stad is mooi geworden. Ik was stomverbaasd dat ik hier een appartement vond. Overal elders waar ik kwam, kreeg ik hetzelfde te horen: ‘mijnheer, je bent weduwnaar en je bent op pensioen, dus neen, we willen dat niet verhuren aan u.’ Alsof je geen recht hebt om ergens te wonen als je op je oude dag bent. Hier in Kortrijk kon het wel. Ik voel me hier welkom. En ik ben de stad aan het ontdekken. De kennismaking bevalt me, moet ik zeggen.”