Coiffeur Charles maakte van Izegem het boksmekka

V.l.n.r. zien we Marnix Dujardin, Ingrid De Jager en Luc Joye, klaar voor een nieuw bokshoogtepunt in Izegem. (Foto Frank) © (Foto Frank)
Redactie KW

Wijlen coiffeur Charles De Jager maakte van Izegem het mekka van de bokssport in België. “Hij organiseerde tal van Allerheiligen- en Kerstmeetings waar de beste Europese boksers in de ring kwamen”, zegt zijn dochter Ingrid. “Dat hij Jean-Pierre Coopman in 1976 tegen Mohammed Ali kon laten boksen, was een ongelooflijke stunt.” Deze reportage is in het kader van ‘100 jaar Izegem Boks’ een eerbetoon aan deze grote Izegemse figuur.

Ingrid De Jager (77) uit de Emiel Neirynckstraat in Izegem is de echtgenote van Tillo Boucquet en de dochter van bokslegende Charles De Jager en Germaine Deblauwe. Ingrid had een broertje dat kort na de geboorte stierf. Charles had vele jaren een kapsalon in de Hondstraat 14 en was in heel België en ver daarbuiten gekend als organisator van boksgala’s in Izegem. Hij organiseerde een eerste meeting in 1936, samen met zijn broer Julien. Later haakte die laatste af en organiseerde Charles verder alleen. Hij werd geboren op 21 december 1914 en stierf op 16 maart 1986, net vóór hij 71 jaar zou worden.”

Karel Sys

“Ik herinner me nog dat de legendarische Europese kampioen bij de zwaargewichten Oostendenaar Karel Sys bij ons kwam eten toen ik 11 of 12 jaar was”, zegt Ingrid. “Rosbief met erwtjes had mijn moeder klaargemaakt. Karel vond dat zo lekker. En hij was niet de enige bokscoryfee die in al die jaren bij ons over de vloer kwam. Ik zag er heel wat de revue passeren: Karel Sys, Freddy De Kerpel, Bruggeling Fernand Roelands, uiteraard Jean-Pierre Coopman, Gilbert Monteyne, de gebroeders Seys, scheidsrechters, de Berlamonts en nog vele andere. Maar tegen mijn moeder en ik werd er thuis weinig over boks gesproken en echte bokskenners waren wij ook niet. Wij (en later ook mijn man Tillo) gingen wel altijd naar de meetings van 1 november en 25 december kijken. Tot aan de dood van vader in 1986. Daar stopte het voor mij. Ik wilde niet meer gaan omdat de herinnering aan hem op die meetings té groot zou zijn.”

Volgens Ingrid was haar vader Charles niet alleen een bokskenner, maar een allround sportman. “Hij was ook een paardenliefebber, vinkenpiet en voetballiefhebber.” “En hij was verzot op ‘de bolle'”, voegt Luc er nog aan toe. “Maar eenmaal Izegem kermis gedaan was, ging Charles 2 maanden niet meer bollen om de boksmeetings van Allerheiligen en Kerstdag te kunnen voorbereiden.”

“Ik durf gerust zeggen dat mijn vader veel van zijn leven gaf aan de bokssport”, pikt Ingrid in. “Als hij ‘s avonds boksers opzocht dan was dat vaak tot laat in de nacht. Hij had zowel nationale als internationale connecties in de bokswereld. Je acht het niet voor mogelijk dat een gewone kapper dat allemaal kon realiseren. Ondanks zijn zware astma en de zorg voor mijn moeder die de ziekte van Parkinson had.”

Het hoofdstuk Jean-Pierre Coopman was zeer ingrijpend in het ‘boksleven’ van Charles, die het onmogelijke deed om zijn poulain op 20 februari 1976 in Puerto Rico te doen boksen tegen Mohammed Ali. “De rol die mijn vader toen speelde is ongelooflijk”, vervolgt Ingrid. “Hoe hij het in dat gesloten bokswereldje klaarspeelde om Jean-Pierre in Amerika te krijgen, begreep bijna niemand.”

“Was hij toen naar Engeland geweest, dan hadden ze Charles daar hardhandig aangepakt omdat hij twee of drie Engelse boksers, die nota bene Coopman zouden opeten, in de wk-ranking had gepasseerd en zo Jean-Pierre tegen Ali kon laten boksen. De contacten met de Amerikaanse coach en organisator Don King verliepen via een Amerikaanse Brusselaar Canter (of Kanter) die de rechterhand was van King in Europa.”

Een foto uit de oude doos met van links naar rechts Charles De Jager, René Knockaert, Karel Sys en Jean-Pierre Coopman.
Een foto uit de oude doos met van links naar rechts Charles De Jager, René Knockaert, Karel Sys en Jean-Pierre Coopman.© (Foto Frank)

Nadat Jean-Pierre verloor tegen Ali werd hij nog Europees kampioen. Hij bokste zijn laatste kamp in 1981.”

Jean-Pierre mijn broer

Ingrid miste in die Coopman-periode wel een beetje haar vader. “Jean-Pierre kwam heel veel bij ons thuis”, zegt Ingrid. “Ik zei toen som: Jean-Pierre is mijn broer! Hij was ook als familie. En hij en mijn pa zaten vaak samen in de zetel te babbelen. Ik had de indruk dat ik toen een beetje minder aandacht van mijn pa kreeg. Maar boks, dat was mijn vaders leven. Ik zag hem wel als een man met een formidabel karakter, een uitzonderlijk mens die met iedereen kon omgaan. ‘De mensen denken dat ik een optimist ben, maar dat is niet waar, ik ben een pessimist’, zei hij een keer in een interview op Studio Kortrijk (nu Radio 2 West-Vlaanderen). Al was hij ook vaak joviaal. Zijn karaktertrekken zijn ook de mijne.”

“Na het overlijden van Charles was er slechts 250 man op de meeting”

Maar Jean-Pierre heeft het na die wedstrijd niet altijd goed aangepakt. Hij werd wel nog Europees kampioen, een titel die hij enkele maanden later weer kwijt was. En dan is het toch een beetje bergaf gegaan. “Hij kreeg nochtans veel kansen, maar maakte die niet waar”, zegt Ingrid. “En dat raakte mijn pa die er zoveel voor deed.”

Risico’s

Charles nam ook al een keer een financieel risico als hij boksgala’s organiseerde. “Maar het waren altijd zijn centen die hij in zijn liefhebberij investeerde, niet deze die zijn gezin nodig was”, aldus Ingrid. “Soms stak hij toe, soms had hij over. Net als hij op de paardenrennen al een keer goed won, maar evenzeer goed verloor. Maar vader schreef alle uitgaven en inkomsten van zowel zijn kapsalon als zijn hobby’s altijd in een boekje. Rekeninguittreksels interesseerden hem niet. Dat ontdekte ik na zijn dood. En hij had nog een boekje, dat met al zijn telefoonnummers van managers en bokser van over de hele wereld. Dat gaf ik aan Luc.”

Charles organiseerde zijn laatste meeting in 1986. Luc Joye kwam dan iets later in beeld. “Ik leerde Charles kennen via Gilbert Monteyne met wie ik meeging naar zijn trainingen in een platenkot achter zijn huis”, aldus Luc. “Ik denk in de jaren 1961-62. Door hem kwam ik in het bestuur van Boxingclub De Jager, de club die nadien nog enkele keren van nam veranderde. Toen Charles stierf in 1986 kregen we een rampzalige 1 november-meeting met amper 250 toeschouwers. Na een nachtelijke vergadering met toenmalig voorzitter Daniel Bogaert was er een aangetekend schrijven dat iedereen zich kandidaat mocht stellen voor het nieuwe bestuur maar als ‘Vanhulle en Vandenhende’ zouden verkozen worden, zou hij opstappen als voorzitter. Ik kreeg toen de opdracht de Kerstmeeting ineen te steken en toen hadden we weer 1.300 toeschouwers. Ik ben Charles heel dankbaar dat hij me tijdens zijn leven af en toe een keer leerde hoe hij te werk ging bij het samenstellen van een affiche, want dat is niet zo eenvoudig.”

(Ivan Balliu)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier