364 dagen bloedserieus, één dag volledig uit de bol

Olivier Neese
Olivier Neese Editieredacteur Brugsch Handelsblad Brugge - Torhout

Carnaval is voor iedereen, ook voor een CEO en een advocaat.

“Alles hou ik bij in een map, voor mijn kleinkinderen. ‘Kijk, ik was meer dan enkel een oude man…'” (Tim Vannieuwenhuyse, CEO van maatwerkbedrijf WAAK)

Foto Davy Coghe
Foto Davy Coghe© Davy Coghe

Met een equipe van 1.850 werknemers draaide hij vorig jaar een omzet van 43 miljoen euro. Tim Vannieuwenhuyse (43) uit Gullegem is ceo van WAAK in Kuurne, het grootste maatwerkbedrijf van het land. Zijn bedrijf – in de volksmond nog wel eens ‘beschutte werkplaats’ genoemd – stelt mensen met een beperking tewerk. “Ik wil een bedrijf zijn tussen de andere bedrijven, maar met een missie. Het voorbije jaar zijn we tien procent gegroeid. We werken met mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt. Sommigen waren nooit eerder aan de slag, hebben het lastig om acht uur per dag te werken, kunnen soms moeilijk samenwerken. Wij werken volgens hun mogelijkheden. Eenmaal gerodeerd zijn dat heel trotse en trouwe werknemers, maar dat vergt investeringen. Carnaval is mijn uitlaatklep na een jaar zonder stilzitten.”

Staatszaak

Carnaval staat voor Tim gelijk aan de stoet in zijn eigenste Gullegem. “De charme krijg ik niet uitgelegd. Een echte Gullegemnaar snapt dat écht, een niet-Gullegemnaar snapt dat écht níét. Mijn vrouw is van Kortrijk, gaat elk jaar kijken en vindt dat tof. Maar that’s it. Mochten ze me mijn stoet afnemen, ik zou ongelukkig lopen… Het is een van de weinige momenten dat alle uitgeweken dorpsgenoten weer naar huis komen. Een hele dag zie je volk dat je maar één keer per jaar ziet. Daarbij komt de onderlinge strijd tussen de groepjes om zo origineel mogelijk te zijn, de stress om te brainstormen voor iets dat niet belangrijk maar toch een staatszaak is, je act geheim proberen te houden…” (lacht)

Met Pieter Casier en Tim Vanmarcke, twee vrienden uit de jeugdbeweging, pikte Tim een zevental jaar geleden de draad op. “Als KSA’er heb ik aan vijftien edities deelgenomen, maar dan zoek je je weg in het leven, zijn er verbouwingen en komen er kindjes… Ik stond te kijken naar de stoet, maar voelde me niet meer betrokken. Nu wil ik er weer elk jaar staan, ook al heb ik niet veel tijd en ben ik niet de handigste. We koppelen telkens iets nieuws aan iets uit de media en iets uit Gullegem. Een recent voorbeeld: De Gulle Heem Bastards, waarmee we de carnavalsprijs wonnen. Wij speelden de Benidorm Bastards, die met kledingrekken en sondes op straat stonden na de sluiting van woonzorgcentrum Gulle Heem. En we waren ons geld kwijt door Arco. Die act zat er boenk op. We waren ook al K3, Safety First en Baba Yega. Op één jaar na hebben we elke keer de kranten gehaald. Een erezaak. Ik hou alles bij in een map, om later aan mijn kleinkinderen te tonen. Dat zullen ze kunnen zien dat ik meer was dan enkel een oude man.” (lacht)

Geloofwaardigheid

“Wanneer je je verkleedt en in een rolletje kruipt, ben je iemand anders. Je praat met mensen met wie je dat anders niet meteen zou doen, je spreekt over andere dingen… Er zijn natuurlijk grenzen. Wij staan voor duurzaam ondernemen en diversiteit, dan ga ik niet de racist uithangen. Dat is geen rem, ik ben ook gewoon zo. Als ik naar ‘t voetbal ga, zal ik ook niet vechten… Het is niet omdat je eens toneel speelt en iets drinkt, dat je daarom een slecht mens bent. Nog nooit heb ik een negatief woord gehoord. Ik denk niet dat mijn geloofwaardigheid daardoor in het gedrang komt. Ik smelt als ik langs de kant hoor: moh, dat is mijnen boas. Dan ga ik naar die persoon, doe ik eens dom. We zijn met 1.850 werknemers, van wie de meesten zeer dicht wonen. En een carnavalsstoet is voor onze mensen ook heel attractief.”

Tim promoveerde in 2011 van financieel directeur naar ceo, maar stoppen met carnaval was geen optie. “De enige reden waarom ik niet mee zou doen is omdat we geen thema zouden vinden. De concurrerende groepjes zouden dat een heel jaar doorsteken… Voor deze editie hebben hebben we ons idee beet. Door ’30 dagen zonder klagen’ zagen de mensen aan de klaagmuur in Jeruzalem dat ze zonder werk zitten. Dat linken we met #metoo, waarvan we vermoeden dat dit ook in Gullegem voorkomt. Maar voor de volledige uitwerking moet je wachten tot zondag…”

“Mijn moeder is mijn waardemeter. Als zij er nog mee kan lachen, dan denk ik: het zit binnen het aanvaardbare” (Daphné Dumery, advocaat en Kamerlid)

(Foto Davy Coghe)
(Foto Davy Coghe)© Davy Coghe

“Carnaval vieren is de normaalste zaak ter wereld in Blankenberge, het zit in onze cultuur. Iedereen carnavalt. Die week hebben we geen college, dat gaat gewoon niet. Als ik dan foto’s op Facebook post, zie ik mijn collega’s in de Kamer toch wel eens vreemd naar me kijken. Wat was dat daar allemaal?(lacht) Zeker omdat ik bekend sta als ernstig politica, met een zeer ernstige blik.”Als advocate en volksvertegenwoordiger heeft Daphné Dumery (N-VA) niet meteen het standaardprofiel van een carnavalist. “Maar je zal sneller foto’s van me vinden als carnavalist dan in mijn toga”, lacht ze.

Nooit dronken op een podium

“Toen ik in 2014 inbrak in de coalitie (eerste schepen en SP.A’er Johan Van Eeghem stapte uit de politiek, waarop Open VLD zijn rode coalitiepartner verving voor N-VA, red.), lag er een pakketje bevoegdheden op tafel om te verdelen. Ik wilde middenstand – het hart van onze toeristische aantrekkingspool – maar daar hing carnaval aan vast. Oei, dacht ik. Het was al van mijn studententijd geleden dat ik nog carnaval had gevierd, het stond ook ver van mijn werk in de Kamer. De eerste vergadering was onwennig. Mijn voorganger Johan Van Eeghem was geliefd in carnavalmiddens en door een politiek manoeuvre kregen ze plots een halve leek voor zich. Sindsdien ben ik naar álle bals geweest. Sommige weekends is dat vrijdag- én zaterdagavond. Dat doe ik nog steeds, maar ik ben gedisciplineerder geworden. Fysiek kan ik het niet meer aan om elk weekend in dezeupe te zitten.”

“In die periode heb ik enorm veel waardering gekregen voor wat de carnavalisten doen. Dat respect probeer ik te tonen door de Prins Carnaval officieel te ontvangen op het stadhuis, het protocol te eerbiedigen. Waar ik me op maandag- en dinsdagavond volledig verkleed met mijn vrienden, zal ik op de officiële momenten enkel een kleine carnavalstoets aan mijn zwart kleedje toevoegen. Ik wil deftig het woord kunnen voeren. Ik zal ook nooit beschonken op een podium staan. Nooit. Dan moet je wel op de rem staan, een evenwicht vinden. Met een Spa’tje op carnaval: dat is onmogelijk. Met een Blue’tje (bier met minder alcohol, red.) kan je op een normale manier carnaval doorstaan, heb ik al gemerkt.”

Zondag belooft voor Daphné Dumery een zeer stresserende dag te zijn. “De stoet is voor het stadsbestuur zeer belangrijk. De veiligheid – we blijven het volledige parcours afzetten als gold nog terreurniveau drie – en de kwaliteit moeten constant bewaakt worden. Voor dat laatste voerden we onder meer een alcoholverbod en decibelbeperking in tijdens de stoet. Elke groep moet vooraf ook even inkijk geven of ze serieus bezig zijn en niet met vodden zullen opdagen. Dit jaar hield één groep de deuren dicht. Ik hou mijn hart vast, ik zou niet graag die dag moeten beslissen om hen te verbieden mee te lopen in de stoet…”

Met achterwerk omhoog

Met de inhoud wordt niet gemoeid. “Carnaval is parodie op politiek en op wat er leeft in de stad. Ook ik werd er al eens doorgedraaid. Ik ben een vrouw in de politiek en dan doen er snel roddels de ronde. Op een wagen zat ik bijvoorbeeld met mijn achterwerk omhoog, waaruit rook kwam en dat geblust moest worden. Ik werd ook al eens afgebeeld als meesteres van een schepen die wegens zijn onkostennota’s onder vuur lag… Mijn waardemeter is mijn moeder. Als zij er nog mee kan lachen, dan denk ik: het zit binnen de grenzen van het aanvaardbare.” (lacht)

“Sommigen zeggen dat het carnaval vermindert, maar ik merk dat echt niet. Je ziet steeds meer binnenlanders bij een groep toetreden en zich integreren in het Blankenbergse carnaval. Ook mijn man is zo iemand. Als Bruggeling gaat hij mee naar alle bals. Het is zelfs zo dat ik tegenwoordig op zo’n avond tegen hem moet zeggen dat we weg zijn.” (lacht)