Gemeentebelastingen: 64 keer anders

De interpretatie van 'zo weinig mogelijk middelen' verschilt nogal van gemeente tot gemeente. © KW
Jan Gheysen
Jan Gheysen Opiniërend hoofdredacteur

Ze komen straks bij u langs of ze stoppen een folder in uw brievenbus. Met plannen die ze hebben met uw gemeente. U geeft uw stem straks ongetwijfeld aan die kandidaat of lijst die het dichtst benadert wat u van uw gemeente verlangt. Maar om die ‘beloftes’ of ‘plannen’ te realiseren, heeft het gemeentebestuur centen nodig. En dat geld krijgt de gemeente van de Vlaamse of federale overheid én van u, via de gemeentelijke belastingen. Met zo weinig mogelijk middelen zoveel mogelijk realiseren: dat is de boodschap die u ongetwijfeld aan de kandidaten wil meegeven. Maar… de interpretatie van ‘zo weinig mogelijk middelen’ verschilt nogal van gemeente tot gemeente.

Aan lokale belastingen is er overigens geen gebrek. Ondernemersvereniging Unizo telde in 15 West-Vlaamse gemeenten het aantal verschillende lokale belastingen: dat aantal varieert van 11 lokale belastingen (Knokke-Heist) tot maar liefst 25 (Oostende). De belangrijkste lokale belastingen die de gemeenten het meest opleveren zijn de aanvullende belasting op de personenbelasting en de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing. Die kent u van het berekeningsdocument dat de federale overheidsdienst Financiën u bezorgt nadat u uw aangifte hebt ingevuld.

De impact van die twee belangrijke gemeentelijke belastingen kan ook nogal sterk verschillen van gemeente tot gemeente. Een gezin in Knokke-Heist of De Panne bijvoorbeeld betaalt geen aanvullende belasting op de personenbelasting (0 procent), terwijl datzelfde gezin in Mesen bijvoorbeeld 9 procent betaalt. En ook de opcentiemen verschillen sterk (van 950 in Ardooie tot 2.250 in Alveringem). Opvallend wat die opcentiemen betreft: alleen in West-Vlaanderen zijn er gemeenten die opcentiemen heffen van 2.000 en meer.

Unizo-onderzoek

Ook voor onze ondernemingen kunnen de verschillen zeer hoog oplopen, zo blijkt uit de studie van Unizo West-Vlaanderen in 15 gemeenten. De ondernemersvereniging rekende de gemeentelijke belastingen in die 15 gemeenten uit voor 4 types van bedrijven: een consultantbedrijf (eenmansbedrijf), een horecazaak, een supermarkt en een natuursteenbedrijf. In Knokke-Heist betaalt die consultant 503 euro aan gemeentelijke belastingen en in Diksmuide ruim drie keer zoveel. Voor de horecazaak is het verschil nog opmerkelijker: in Waregem betaalt het café met terras iets minder dan 1.900 euro aan belastingen, in Brugge maar liefst bijna 8.700 euro: ruim vier keer meer!

Gemeentebelastingen: 64 keer anders

Ook voor de supermarkt zijn de verschillen opmerkelijk: ruim 2.500 euro in Waregem en 9.400 in Diksmuide. Voor het natuursteenbedrijf zijn de verschillen eveneens betekenisvol: in Knokke-Heist betaalt die onderneming net geen 3.600 euro aan gemeentelijke belastingen, in Diksmuide mag het net geen 10.500 euro neertellen!

Natuurlijk, wordt gezegd, zo’n café met terras in het centrum van Brugge zal al heel vlug een veelvoud aan omzet realiseren dan het café in het centrum van Waregem. En veel heeft ook te maken met de dienstverlening van die gemeente. Al waarschuwt Unizo: “Het is moeilijk uit te leggen dat wanneer men vijf keer meer belastingen betaalt, men ook vijf keer zoveel diensten krijgt aangeboden of vijf keer beter wordt bediend door de gemeente.”

Tevredenheid dienstverlening

Wij gingen trouwens eens na – aan de hand van de gemeentelijke profielen en monitors van het agentschap Binnenlands Bestuur – hoe het zit met de tevredenheid over de algemene dienstverlening van de gemeente. Is het zo dat de tevredenheid over de gemeentelijke diensten groter is in gemeenten die de hoogste belastingen heffen? Nee. Zeker niet, zo leiden we uit die vergelijking af. Een gemeente als Ardooie bijvoorbeeld valt op door haar lage aanslagvoeten voor zowel de aanvullende belasting op de personenbelasting als voor de onroerende voorheffing en scoort bijzonder hoog in de tevredenheidstest: 84 procent van de inwoners is er tevreden over het beleid.

Toch is niet alles wat het lijkt. Kustgemeenten innen de meeste belastingen (de belastingdruk – dat cijfer bekom je als je de inkomsten uit belastingen van een gemeente deelt door het aantal inwoners – is er het hoogst), maar de gezinnen of bedrijven betalen er niet per se meer belastingen dan in de andere gemeenten, integendeel. Dat komt natuurlijk omdat die gemeenten ook belastingen heffen bij de tweedeverblijvers.

Gemeentebelastingen: 64 keer anders

En er zijn nog meer cijfers die nuance vergen. In plattelandsgemeenten liggen de aanslagvoeten voor de onroerende voorheffing doorgaans hoger dan in steden. Dat heeft ermee te maken dat het kadastraal inkomen van die woningen ook doorgaans lager wordt geraamd dan van identiek dezelfde woningen in een stedelijke omgeving. De gemeenten passen hun belastingbeleid dus noodgedwongen aan aan de concrete omstandigheden in hun gemeente.

En dat zal in de toekomst ongetwijfeld nog meer aanpassingen vergen. Alleen al de vergrijzing van onze bevolking zal de gemeenten ertoe aanzetten om hun belastingbeleid aan te passen. Want hoe meer inwoners er met pensioen zijn, hoe minder de aanvullende belasting op de personenbelasting zal opbrengen. Mensen met pensioen verdienen doorgaans minder dan mensen die een inkomen verwerven uit een job. Naarmate de vergrijzing toeneemt, zal de gemeente niet anders kunnen dan haar belastingregelgeving aan te passen.