“Zonder thuisonderwijs verliest Luca zijn eigenheid”

© Davy Coghe
Ilse Naudts

Elke Vlaamse school heeft een ‘rapport’ gekregen over de aanwezigheid van kleuters. Zo wil onderwijsminister Hilde Crevits scholen en ouders motiveren om kinderen vanaf 3 jaar naar school te sturen. Want elke schooldag vergroot voor het kind de slaagkansen in de verdere onderwijscarrière, leert een studie van de OESO. West-Vlaanderen doet het erg goed. Van de 36.884 kleuters waren er in het schooljaar 2016-17 955 onvoldoende aanwezig. Slechts 2,6% dus, waarmee onze provincie het best scoort in Vlaanderen. Toch vindt niet elke ouder de kleuterschool een must. Katharina Bulcke en Jan Boisdenghien uit Veurne kiezen ervoor om hun zoontje Luca (4) thuis les te geven.

Deze reportage is het hoofdartikel van ons ‘Dossier Kleuters Naar School’.

“Vandaag ga ik stempelen. Allemaal bolletjes, in alle kleuren van de regenboog.” Luca (4) gaat niet naar school zoals de meeste kleuters van zijn leeftijd. Hij blijft elke dag bij mama om thuis in boekjes te lezen, te knutselen en om samen op stap te gaan in het bos of naar de winkel.

Uit onderzoek blijkt dat kinderen die niet regelmatig naar het kleuteronderwijs gaan, minder ontwikkelingskansen hebben. Zijn jullie niet bang dat Luca kansen zal missen?

Katharina Bulcke : “Absoluut niet. Ik ken voorbeelden genoeg van kinderen die na thuisonderwijs toch een universitair diploma haalden.”

Wat is er mis met gewone scholen?

Katharina Bulcke: “Niets. Ik wil het schoolsysteem zeker niet afbreken. Maar zelf ben ik niet zo’n fan van het reguliere onderwijs. Dat heeft niets met persoonlijke ontwikkeling te maken: onderwijs volgt de wetten van de economie. Het creëert kinderen die allemaal in dezelfde patronen denken en klaargestoomd worden voor de arbeidsmarkt. Ooit kreeg mijn dochter minder punten voor een tekening van een boom omdat die te weinig blaadjes had. Daar gaat het bij creativiteit toch helemaal niet om? Voor mij was het een intuïtieve keuze. Luca mag zijn eigenheid niet verliezen. Ik geloof dat ik hem via thuisonderwijs de kans geef om uit te vissen wat hij werkelijk met zijn leven aanwil, wat zijn échte passies zijn.”

Jan Boisdenghien: “Kinderen leren met veel meer motivatie als ze vanuit hun eigen interessesfeer thema’s mogen aanreiken. In de kleuterklas duurt een thema één of twee weken. Als je daarna nog meer info wil, kan je niet meer bij de juf terecht. Bij Luca komt het leren meer uit zichzelf.”

Katharina: “Soms stelt hij een vraag als we aan het winkelen zijn, en dan zeg ik: we zullen dat straks thuis samen eens opzoeken. Zo is hij gemotiveerder.”

Hebben jullie samen de beslissing genomen om Luca thuis les te geven?

Katharina: “Zo’n fundamentele beslissing kan je niet nemen als je er niet beiden achterstaat. Ik heb nog twee dochters, maar mijn ex-man is niet te vinden voor thuisonderwijs. Dus gaan ze naar school. Mijn jongste dochter zou ik graag thuis les geven, maar het is geen optie.”

Jan: “Katharina is er meer mee bezig dan ik. Maar ik steun haar zoveel mogelijk.”

“Op school wordt één bepaalde methode gebruikt voor alle kinderen. Ik kan een methode zoeken die voor mij én vooral voor Luca werkt”

Hoe heb je je geïnformeerd? Het is niet iets waar je zomaar aan begint.

Katharina: “Toen het idee in mijn hoofd begon te groeien, ben ik er veel over gaan opzoeken. Natuurlijk heb ik ook mijn twijfels gehad. Want je doorbreekt een patroon. Je kiest niet voor de gemakkelijkste weg. Door met andere thuisonderwijzers te praten, kreeg mijn beslissing vorm.”

Mist Luca het sociale contact met leeftijdgenootjes dan niet? Hoe zorg je dat hij zich sociaal ontwikkelt?

Jan: “In de vakantie gaat hij wekelijks één à twee dagen naar de speelpleinwerking. Ik ben zelf altijd actief geweest in verdigingssporten, daar zou ik Luca graag mee naartoe nemen. En natuurlijk kunnen we niet alles zelf. Zo zal hij zwemmen via anderen moeten leren. Het is absoluut niet de bedoeling dat hij in een cocon opgroeit. Hij heeft zijn zussen, wij hebben twee pleegzonen die hier twee keer per week komen. Hij komt met veel kinderen in contact.”

In de zetel, gezellig tussen mama en papa in een boekje bladeren.
In de zetel, gezellig tussen mama en papa in een boekje bladeren.© Davy Coghe

Katharina: “Als zelfstandig vroedvrouw moet ik soms onverwacht op consultatie en dan gaat Luca mee. Zo komt hij in allerlei omgevingen terecht. Af en toe spreken we af met andere thuisonderwijzers. En onze vrienden, van wie er trouwens geen enkele voor thuisonderwijs heeft gekozen, hebben kinderen van alle leeftijden.”

Volg je een strakke dagplanning?

Katharina: “Nog niet. Maar vanaf de lagereschoolleeftijd moet ik rekening houden met inspectie. De meeste collega-thuisonderwijzers hebben een vast schema. Maar het zal nooit hetzelfde zijn als op school. Dat strakke patroon wil je net doorbreken. Luca staat meer in het echte leven. Wanneer hij met ons op stap is, komt hij in contact met mensen van allerlei leeftijden.”

Heb je genoeg pedagogische kennis om alle leerstof aan te brengen?

Katharina: “Ik ben mij nu volop aan het informeren. Sowieso wordt het een beetje zoeken. Geen idee welke manier voor Luca zal werken om bijvoorbeeld wiskunde te begrijpen. Op school wordt één bepaalde methode gebruikt voor alle kinderen. Thuis kan ik een methode zoeken die voor mij én vooral voor Luca werkt.”

Financieel is het niet de meest evidente keuze.

Katharina: “Inderdaad. Je moet alle leermateriaal zelf betalen en je kan geen beroep doen op een studietoelage. Maar het is een bewuste keuze.”

“Vandaag ga ik stempelen”, zegt Luca. “Rondjes in alle kleuren van de regenboog”© Davy Coghe

Wat als Luca op een bepaalde dag zegt dat hij naar school wil?

Katharina: “Geen probleem, maar dat zal dan zijn eigen keuze zijn. Luca weet wat school is. Zijn zussen zitten er.”

Jan: “Zijn interesses zullen daarin een belangrijke rol spelen. Als hij advocaat wil worden, kan hij dat perfect van thuis uit. Maar om bakker of timmerman te worden, ligt dat moeilijker.”

Luca: “Ik wil superheld worden. Dan moet ik leren vliegen, maar met een cape op mijn rug kan dat.”

Cultuurverschil, kansarmoede én luxeverzuim

De Oostendse kleuters gaan te weinig naar school. Van de 3-jarigen haalt 8,6 procent onvoldoende halve dagen, bij de 4-jarigen 7,5 procent en bij de 5-jarigen zelfs 10 procent. Daarom zet de dienst onderwijs van het stadsbestuur in op kleuterparticipatie.

In de Vrije Kleuterschool, een van de meest multiculturele scholen van de stad, zet ‘brugfiguur’ Siska D’haene alles op alles om kleuters naar de klas te lokken. “We willen de ouders zoveel mogelijk betrekken bij het reilen en zeilen in de school. Samen soep maken, hen uitnodigen om de zaal mee klaar te zetten voor het kleuterfeest… Informele contacten zetten de toon. ‘s Ochtends en ‘s namiddags als de schoolbel gaat, staan we aan de schoolpoort. Bereikbaar zijn is de sleutel. Bij nieuw ingeschreven peuters ga ik een week op voorhand thuis langs om hen persoonlijk uit te nodigen. Zo word je voor de ouders een vertrouwd gezicht. Al blijft het vaak bij een uitnodiging afgeven aan de voordeur, toch vang je zo een eerste glimp op van de thuissituatie.”

Siska doet dit al 11 jaar. “Ik zie soms schrijnende thuissituaties. De armoede vermindert zeker niet. Maar we trekken ons op aan kleine succesjes. Als we zelf moeilijkheden detecteren of een leraar die meldt, proberen we een vertrouwensband op te bouwen. Tijdens huisbezoeken ontdek je veel. Wanneer je ziet dat mensen geen wasmachine hebben, begrijp je beter dat hygiëne soms niet evident is.”

“Wie de schoolrekening niet kan betalen, houdt zijn kind soms thuis uit angst aan de schoolpoort aangesproken te worden”

Sinds 2017 focust de stad extra op kleuterparticipatie. De redenen waarom kleuters niet opdagen, zijn volgens Caroline Decuyper van de dienst onderwijs divers. “Mensen met een andere culturele achtergrond weten niet altijd precies wat er in de kleuterschool gebeurt. Dat het meer dan opvang is en dat er ook ‘geleerd’ wordt. Zelfs in Nederland en Frankrijk zijn er andere opvattingen over onderwijs.” En dan zijn er nog de kansarmen. “Wie de schoolrekening niet kan betalen, blijft soms liever thuis, vaak alleen al uit angst om aan de schoolpoort aangesproken te worden door iemand van het schoolteam. Af en toe is het probleem ook psychologisch. Kansarme moeders hebben soms niets anders dan het ‘mama’ zijn. Het is hun enige betekenisvolle rol. Als mijn kind op school is, heb ik niets meer. Daarnaast mag je het luxeverzuim niet onderschatten, ook al is dat sociaal meer aanvaard.”

Oostende heeft verschillende projecten lopen die inzetten op kleuterparticipatie. “We motiveren ouders om kinderen elke dag op tijd naar school te brengen.” Via het Europees Fonds voor Asiel en Integratie werd geld binnengehaald voor Tuppercare. Coördinator Melanie Corty: “De Tuppercare-koffer zit vol visuele elementen zoals Jules de klaspop, een wekker en foto’s van de werking in de klas. Het is voor leerkrachten en sociale organisaties een middel om met anderstalige ouders te communiceren over het belang van kleuteronderwijs.”

Minister Crevits : “Elke dag kleuteronderwijs telt”

Minister Hilde Crevits (Foto DC)
Minister Hilde Crevits (Foto DC)© Davy Coghe

Minister van Onderwijs Hilde Crevis wil meer kleuters in de klas krijgen. “Kleuters die voldoende aanwezig zijn op school hebben de beste ontwikkelingskansen”, zegt ze. Daarom krijgen alle scholen voortaan een rapport over de aanwezigheden.

West-Vlaanderen scoort goed als het gaat om kleuterparticipatie. Maar in kustgemeenten De Panne (8,8%), Oostende (8,1%), en Knokke (4,3 %) ligt de afwezigheidsgraad toch beduidend hoger dan in de rest van de provincie. De redenen daarvoor zijn nog niet meteen duidelijk. Hilde Crevits : “Het is belangrijk nu om op zoek te gaan naar de realiteit achter de cijfers. We zullen een selectie maken van gemeenten die we zullen bezoeken, waarbij we zeker ook de cijfers van de kustgemeenten willen meenemen.”

Voldoende aanwezigheid betekent vanaf 3 jaar minstens 150 halve dagen op school, vanaf 4 jaar minstens 185 en vanaf 5 jaar minstens 250. Positieve uitschieters zijn onder meer Ieper, Tielt, Waregem en Torhout, de thuisstad van minister Crevits. “Vlaanderen staat internationaal hoog aangeschreven als het over kleuterparticipatie gaat”, zegt ze. “Dat neemt niet weg dat een kleine groep kleuters te weinig aanwezig is en zo kansen mist. Om die reden zorgen we voor de beste informatie voor scholen en gemeenten zodat zij daarmee hun beleid rond kleuterparticipatie kunnen versterken en verfijnen en gerichte acties kunnen ondernemen, samen met lokale organisaties en de Huizen van het Kind. Want elke dag kleuteronderwijs telt.”

Ook onderwijsexpert Mark Van Damme van de Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) hamert op het belang van kleuterparticipatie. Uit een OESO-studie blijkt dat kinderen die niet naar de kleuterklas zijn gegaan, in hun latere schoolcarrière aanzienlijk meer moeilijkheden ondervinden. Zo lopen ze bijna 50% risico om als 15-jarige problemen te krijgen met wiskunde. Bij wie langer dan een jaar kleuteronderwijs kreeg, bedraagt die kans maar 17%. Dirk Van Damme zegt daarom “bezorgd” te zijn over het kleine, maar wel toenemende aantal kleuters dat niet naar school gaat. Er moet volgens hem meer geld naar kleuter- en basisonderwijs om gelijke kansen te creëren. “Hoe hoger de kleuterparticipatie, hoe lager de impact van sociale ongelijkheid, de thuistaal, de buurt, het opleidingsniveau van de ouders… Leerlingen die het optimale kleutertraject volgen, scoren op 15-jarige leeftijd duidelijk beter dan leerlingen die onvoldoende naar de kleuterschool gingen.”

Na de paasvakantie krijgen alle Vlaamse scholen een tweede rapport over de aanwezigheid van kleuters.