Terug naar de schoolbanken met Patrick Moenaert: “Oud-leerling van ‘t College is een eretitel”

Patrick Moenaert , na 51 jaar nog eens op de banken van het College. (Foto Davy Coghe) © Davy Coghe
Redactie KW

Patrick Moenaert, 18 jaar lang burgemeester van Brugge, is een van de vele bekende oud-leerlingen van het College. Moenaert (69) liet in 1967 de schoolpoort definitief achter zich met een diploma en een hoop mooie herinneringen. Voor hem lag een toekomst die in de school zijn blauwdruk kende. “Deze school had een open mentaliteit en een brede blik met zicht op zee.”

Patrick Moenaert groeide op in Oudenburg, maar zijn vader werkte in de Christinastraat in Oostende. Hij kon zijn zonen Patrick en Herbert dus elke morgen aan de poort van het College afzetten. “Maar ik kwam veel liever met mijn maten en mijn fiets naar de school”, lacht de oud-politicus. “Na de studie zetten we dan ‘s avonds één lange sprint in, van de schoolpoort tot thuis in Oudenburg, 10 km verder. Wij hadden geen LO-lessen nodig. Wij waren altijd in conditie!”

Herinnert u zich nog uw eerste schooldag in het middelbaar?

“Voor mij was het geen plotse overgang, want ik heb het vijfde lager bij meneer Verstraete een schitterend onderwijzer en zesde leerjaar in de lagere afdeling van ‘t College gevolgd. De sfeer en de gebouwen waren me dus niet vreemd. In het zesde Latijn had ik E. H. Sinnesael als ‘titularis’. Vanaf de vijfdes tot de Retorica bestond onze klas uit amper een tiental leerlingen: een toffe, sterk samenhangende bende niet beducht voor enig kattenkwaad.”

Wat waren uw lievelingsvakken?

“Talen, geschiedenis, vakken met een filosofische inslag en actualiteit. Nee, geen wiskunde. Tijdens de allerlaatste les wiskunde kregen we nog vlug vlug les over integralen en differentialen. Maar in Leuven bleek statistiek opeens een erg belangrijk vak. Dus heb ik daar gezweet.” (lacht)

U volgde Latijn-Grieks. Nooit beklaagd?

“Helemaal niet. Dat was een opleiding waar je een manier van structureel denken aanleerde, heel wat cultuur en taalinzicht opdeed dat dan weer van pas kwam bij de studie van het Frans, Engels, Spaans en Italiaans.”

Heeft u ook goede herinneringen aan uw vroegere leraren?

dfsfdsf
dfsfdsf

“Zeker. Alleen ken ik velen enkel nog bij hun lapnaam. In het tweede jaar zat ik bij ‘Chips’ (Dries Demoen, red.). Of neem nu ‘Ramses’ (Jean Deceuninck, red.) die me, net als priester Paul van Zeir, een levenslange liefde voor de antieke cultuur heeft bijgebracht. Ik reis nog ieder jaar naar Italië en Griekenland. Vorige maand heb ik nog voor vrienden gegidst in Firenze. Een anekdote: toen we op Romereis vertrokken hadden de internen zich de avond voordien bezat in ‘t Kroegske. Als straf mochten ze niet mee. We zijn met een halve bus vertrokken. Streng hé! Ik herinner me ook dat ik eens een volledig lesuur een spreekbeurt heb gegeven over The Beatles. In het Frans! En met een bandopnemer. Dat was bij ‘Virgul’ (Hugo Brutin, red.), een erg goede leraar. Ooit heb ik bij ‘Plas’ (Raf Plasschaert, red.) in de les aardrijkskunde met de stekker van het dia-apparaat kortsluiting veroorzaakt. Weer een lesje uitgespaard!” (lacht)

“Er werd wel te veel onderscheid gemaakt tussen notaris- en dokterszonen en jongens van gewone afkomst zoals ik”

‘t College was met voorsprong de meest vrijgevochten school van het bisdom, toch?

“Juist! Deze school had een open mentaliteit en een brede blik met zicht op zee. Als kabinetssecretaris van onderwijsminister Coens kende ik alle scholen in de provincie, ik weet dus waar ik het over heb. Dennis Beel liet ons toen al de Nederlandse versie van Bonjour Tristesse van Fançoise Sagan lezen want ons dan weer bij de existentialisten Sarte en Camus bracht. Midden jaren zestig, hé! Wat me wel stoorde, is dat er te veel onderscheid gemaakt werd tussen pakweg notaris- en dokterszonen en de jongens van gewone afkomst zoals ik. Dat elitaire gevoel had ik toch. Maar het is een zegen geweest dat we zo breeddenkend zijn opgevoed. Wellicht heeft dat ons ook strijdvaardiger gemaakt. Een opvallend groot aantal leerlingen vatte toen al universitair onderwijs aan. Enerzijds heerste er een gezond non-conformisme, anderzijds was er toch aandacht voor beleefdheid en etiquette. Hoewel dat ik die laatste attitude ook heb geleerd tijdens mijn vakantiejob.”

Vertel!

“Vijf, zes seizoenen lang ben ik loopjongen of chasseur geweest in het toen nog Grand Hotel du Palais des Thermes. Ik werkte er twee maanden, zeven op zeven dagen van acht uur ‘s morgens tot acht uur ‘s avonds. Veel gezien, veel meegemaakt. Ik heb nog de koffers naar de kamer gedragen van Petula Clark, Diana Warwick, Toon Hermans, Wim Sonneveld… Daar heb ik ook mijn talen bijgeschaafd en leren doorzetten.”

Heeft ‘t College uw studiekeuze beïnvloed?

“Heel sterk. In de Retorica zei Paul Van Zeir, ‘kom eens naar mijn kamer’. (lacht) Hij had het toen over een nieuwe richting in Leuven: Politieke en Sociale Wetenschappen en Sociologie. ‘Dat is echt iets voor jou’, zei hij me. Hij heeft me dus echt die richting uitgestuurd. Ik ben er hem nog altijd dankbaar voor. Als mensen me vandaag vragen vanwaar ik afkomstig ben, zeg ik altijd: ‘Van Oudenburg en ik heb school gelopen in ‘t College van Oostende’. Dat vind ik nog altijd een eretitel waar ik trots op ben.” (Marc Loy)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier