Zot van Frankrijk

Foto Kurt
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Geen boeiender ras dan het West-Vlaamse, vindt ook Stephanie Coorevits. De schrijfster, psychologe en televisiemaakster laat zich graag inspireren door de West-Vlamingen en hun gewoontes.

Ik weet het niet hé (story of my life), maar wanneer het op reisbestemmingen aankomt, denk ik dat West-Vlamingen zot zijn van Frankrijk. Het kan te maken hebben met het feit dat ‘onze’ taal nogal wat woorden gemeenschappelijk heeft met het Frans. Of gewoon omwille van het praktische aspect – tès ni verre é.

In elk geval, toen ik klein was, ging de jaarlijkse trip steevast richting La Douce France. Met bootjes varen in La Napoule, wandelen langs de Croisette, bij eb oversteken naar de Mont Saint-Michel,… Heel leuk. Behalve dan de reis er naar toe.

We schrijven jaren 90. Een tijd waar dvd-spelers nog niet standaard in de hoofdsteunen van een auto werden ingebouwd. Stel je dus volgend scenario voor: Vader Coorevits achter het stuur, moeder op de passagierszetel en drie jonge meisjes op de achterbank geperst. We vertrokken altijd in het midden van de nacht (om de files te vermijden) dus de eerste paar uur was de stemming top: iedereen sliep, mijn vader reed en ik kon in alle rust mijn boeken lezen. Maar tegen de ochtend rees de onvermijdelijke vraag: ‘Is’t nog ver?’. ‘Ja’ dus. Samson en Gert ‘to the rescue’, cassettetje in de radio en daar gingen we, met zijn drieën, ultrasoon van ‘Samen op de moto‘ tot ‘We gaan naar de maan’. Uren aan een stuk. Mijn vader is een geduldig man, maar ik vermoed dat zijn tegenwoordig uitgedunde haardos daar ergens zijn oorsprong moet hebben gevonden.

Gelukkig waren de jaren negentig de jaren waar pedagogische tikken nog niet bij wet verboden waren

Rond Lyon begonnen de temperaturen en de gemoederen te verhitten. De sandwiches waren op, de Samson-cassette was ter hoogte van een tankstation in Dijon ‘op mysterieuze wijze’ vermist geraakt en de verveling sloeg toe. Dan maar doen waar wij zusjes het best in waren: ruzie maken. Het begon meestal met mijn ene zus die het nodig vond om haar hoofd op mijn schouder te slapen te leggen. Daar ik nogal tuk ben op mijn ‘persoonlijke ruimte’ duwde ik haar hoofd keihard naar de andere kant, tegen het raam, waarop zij wakker schrok en mij een vuistslag in de ribben gaf. Mijn natuurlijke reflex was haar er één tegen haar neus terug geven. Ondertussen bleef het derde zusje, bij gebrek aan radiobegeleiding, dapper a capella zelf uitgevonden liedjes zingen. Stemming van onze chauffeur? Suïcidaal. Gelukkig waren de jaren negentig ook nog de jaren waar pedagogische tikken nog niet bij wet verboden waren. Dus kregen we er daar alle drie één van en werden we voor volgende keuze gesteld: ‘Bek toe of achter gelaten worden langs de autostrade’. Niet bepaald Sophie’s Choice dus hielden we ons koest tot we op onze bestemming aankwamen voor wat alweer een gezellige familievakantie zou worden.