“Je hoeft niet álles uit te leggen”

Bert Vanden Berghe

De film ‘Cargo’, met aan het roer de Brugse regisseur Gilles Coulier, is de perfecte openingsfilm voor het Filmfestival van Oostende. Een brutaal en ruw familiedrama in het langzaam teloorgaande vissersmilieu, met in de hoofdrollen alleen maar West-Vlaamse klasbakken. Een stevig debuut, dus. “Hij was nét niet in Cannes te zien. Ik ben daar toch efkes slecht van geweest, ja.”

De film Cargo brengt het relaas van Jean Broucke (Sam Louwyck), die zijn vader in een diepe coma ziet belanden als die in volle zee in het ijskoude water valt. Samen met het familiebedrijf krijgt hij ook een enorme schuldenberg in handen. Het zorgt alleen maar voor meer frustratie, want het contact met zijn broers is al stroef. Met het ongeluk komen dan ook heel wat onuitgesproken conflicten tussen hen bovendrijven. Francis (Wim Willaert) wordt verscheurd tussen de keuze voor zijn familie en zijn geheime liefde, terwijl William (Sebastien Dewaele) er alles aan doet om af te rekenen met zijn criminele verleden. Te midden van die destructieve verstandhoudingen moet Jean op zoek naar een betere toekomst voor zijn zoon. Een film die aan de ribben blijft kleven, erkent ook regisseur Gilles Coulier, die zopas ook getekend heeft bij een Brits bureau.

Je mag dan wel enkele kortfilms én ‘Bevergem’ op je palmares hebben, regel nummer een voor regisseurs is dat ze beter niet werken op het water, met kinderen en met dieren. Voor je filmdebuut doe je maar liefst twee van de drie.

“Die zee… man, ik ben daar echt slecht op geweest. Dan sta je daar, je eerste nacht op zee. Zes beaufort. De ploeg hangt je overboord om te kotsen, haalt je weer binnen, je roept actie en hup, weer overboord. Maar de film krijgt zo wel het realisme dat ik wilde, door effectief op zee te draaien. Normaal kijk je uit naar bepaalde draaidagen, maar deze keer was dat niet altijd zo.” (lacht)

Vanwaar het idee eigenlijk voor de film?

“Ik wou iets maken over de communicatie tussen broers in een soort disfunctionele familie. Ik kom zelf uit een nest met drie broers, maar de prent is zeker niet autobiografisch. Ik was ook gefascineerd door dat moment waarop je je vader of volwassen wordt. Velen zeggen dat zoiets gebeurt op het moment dat je kinderen krijgt, maar dat klopt niet, denk ik. Het is pas wanneer je jezelf niet langer als een zoon ziet, dat zoiets gebeurt.”

“De visserswereld was perfect: visueel prachtig, keihard en helaas ook eindig”

Wanneer had je zelf dat ‘vadergevoel’?

“Ik heb geen kinderen, maar volgens mij is dat geen vereiste. Het is het moment, denk ik, dat je kijkt naar je vader en hem vooral als mens ziet, met zijn eigen gebreken. Ik zie ook hoe mijn vader nu anders naar de zijne kijkt en omgekeerd. Ik vind het heel fascinerend dat zoiets op een gegeven moment in je leven kantelt. En de zee is het perfecte decor voor dat verhaal. Op een dag was ik in Oostende, waar ik de visserij zag en de puzzel viel ineen. Visueel is het prachtig, het is een harde wereld en – niet onbelangrijk – een eindige. Want heel de film lang voel je de eindigheid van dat verhaal, dat die vissers er over vijf jaar misschien niet meer zijn. Dat er geen vrouwen in de film te zien zijn, is ook een bewuste keuze.”

Waarom?

“Het is vooral iets praktisch. Van zodra een vrouw in het verhaal stapt, zou die zeggen: ‘Gasten, klapt eens met elkaar.’ Al mijn conflict zou weg zijn. Iemand noemde het de meest feministische prent ooit en dat vind ik een compliment. Het is zeker niet zo dat ik geen vrouw in de film wílde steken, maar het zou niet kloppen. Bovendien is de zee, la mer, al vrouwelijk. Het is waar ze naartoe willen, waar ze naartoe hunkeren, wat ze nodig hebben. De vraag waar hun moeder is, wordt ook niet gesteld. Simpelweg omdat het niet nodig is. Het gaat over de gevolgen, niet over de oorzaak. Dat was ook de reden dat ik de film, toen hij klaar was, weer volledig heb opengegooid in de montagekamer.”

Oei.

(lacht) “Niet noodzakelijk, al zat ik wel opnieuw middenin opnames (voor ‘De Dag’, red.). De film is minder letterlijk geworden. Zaken die uitgesproken werden die eigenlijk niet nodig waren, werden er uitgegooid.”

Alles herleiden tot de essentie, ongetwijfeld een gevolg van de kortfilms die je al maakte.

“Je hoeft daar ook niet álles uit te leggen. Ik word zelf schijtambetant als ik naar iets kijk dat dat ook nog eens extra verteld wordt. Als je een meisje verliefd ziet kijken, moet het geen twee minuten later zeggen: ‘Ik ben verliefd’. Ik zie dat ook wel, zo dom ben ik niet als kijker.”

‘Bevergem’ bewees dat het publiek zoiets wel ‘aankan’.

“Dat was het grote bewijs. Als Bevergem marcheert, zei ik tegen mezelf, dan marcheert het systeem dat ik in mijn hoofd heb. In de montage is het een heel moeilijke balans. Want dit is een auteursfilm en ik wil dat die mijn stempel draagt. Ze noemen dat vaak arthouse, maar dat is zever. Was Rundskop arthouse? Ja. Was de film een commercieel succes? Ook. We hebben de laatste jaren op dat vlak heel wat goede films gehad. Je hebt films die op maat zijn van festivals, die goed zijn voor commercieel succes en die waar je zelf content over bent. De combinatie van die drie is de moeilijkste film die je gaat maken in je leven.”

Over festivals gesproken. Was Cannes een optie?

“Ja, maar ik vind dat erg lullig om zo achteraf te zeggen. Het heeft een fractie gescheeld. We zaten bij de laatste vijf voor de laatste plek. Tuurlijk heb ik gevloekt, ik ben daar zelfs een paar dagen slecht van geweest. Eens je op dat festival hebt gestaan (voor zijn kortfilm ‘Mont Blanc’, red.)… Maar we zijn wel te zien in San Sebastian, waar een van de grote filmfestivals van Europa is. En ja, met de film trekken we ook naar het buitenland, maar voor mij zijn de reacties uit eigen land mogelijk nog belangrijker.”