Jan Serpieters maakt Roeselaarse papsaus

Jozefien Eggermont

Papsaus is voor Jan Serpieters synoniem aan nostalgie. “Ik ben een geboren en getogen Roeselarenaar. Als kind aten we minstens één keer per week papsaus. Ook op andere plaatsen in West-Vlaanderen is de saus bekend, maar soms met een licht gewijzigd recept”, weet Jan. “Eigenlijk is het kost voor de boeren, want er zijn slechts drie basisingrediënten: karnemelk, boter en eieren.”

Af en toe maakt Jan nog papsaus. Dan kiest hij voor een hedendaags bordje met smaakmakers als haringfilet, Roeselaarse brokkelkaas, tuinkers en een gepocheerd ei.

RECEPT

voor vier personen

INGREDIËNTEN

1 liter karnemelk

2 afgestreken soeplepels bloem

250gram gezouten boerenboter

8 eieren

tuinkers

fijngesnipperde sjalot

peper

zout

Roeselaarse brokkelkaas

haringfilets op azijn

Jan Serpieters maakt Roeselaarse papsaus

WERKWIJZE

Maak pap door de karnemelk met de bloem al roerend goed te laten koken.

Bruin de boter in een hoge pot tot ze net niet verbrandt.

Doe een paar schepjes pap bij de hete boter op het punt dat de boter net niet verbrandt. Let op voor spatten!

Meng de rest van de pap met de boter en laat weer opkoken. Roer goed zodat er zo weinig mogelijk aan de bodem blijft plakken.

Kruid de papsaus af met peper en zout naar smaak.

Pocheer de eieren.

Kook de aardappelen, prak ze licht en kruid af.

Schik de aardappelen op een warm bord, giet er de saus over en leg er een gepocheerd eitje op. Werk af met tuinkers en eventueel met wat fijngesnipperde sjalot, schilfers brokkelkaas en stukjes haring. Dien op met een Rodenbach.