“Ik ruik zijn personage”

© Foto Kurt
Bert Vanden Berghe

Het tweede theaterstuk van Aspe sluit straks in schoonheid af in Oostende en Brugge. Voor acteur Herbert Flack en schrijver Pieter Aspe is dit thuiskomen en tegelijkertijd de deur achter zich dichttrekken. Het personage Van In heeft een onontbeerlijk groot deel van hun carrière uitgemaakt. Het is nog niet duidelijk of de twee er straks voorgoed afscheid van nemen. Wij brachten de twee toogfilosofen samen in brouwerij Omer Vander Ghinste in Bellegem.

“Een frisse Omer gaat er altijd in.” Pieter Aspe glimlacht, voor het eerst sinds lang. Het Bellegems blond geniet nog altijd zijn voorkeur, nadat hij enkele jaren geleden zijn Duvel aan de kant schoof. In de brouwerij van Omer Vander Ghinste, die straks 125 jaar bestaat, blikt hij samen met Herbert Flack vooruit op de voorstellingen van Het Dodelijk Jubileum, de tweede interactieve theatershow rond inspecteur Van In. Aspe zelf neemt straks ook afscheid van zijn hoofdpersonage. Na de dood van zijn vrouw Bernadette afgelopen najaar was het niet duidelijk of hij nog verder zou schrijven. Maar het bloed, excuus: de inkt, kruipt waar ze niet gaan kan. Al wordt het veertigste boek dus ook voorlopig het laatste avontuur voor de hoofdinspecteur. En ook de theatershow wordt begin april in schoonheid afgesloten, in de Stadsschouwburg in Brugge, de plek waar het allemaal begon.

“Het klinkt misschien overdreven romantisch, maar voor mij is dit echt thuiskomen”, dixit Flack. “Ik kan niet meer door Brugge rijden zonder al die souvenirs te zien: de locaties waar we filmden, maar ook de mensen. Tijdens het filmen moesten we veel wachten en dan praatte ik ook graag met de mensen.” Pieter Aspe komt er niet zo vaak meer. “Hooguit drie, vier keer per jaar. Als ik al die toeristen zie in de Katelijnestraat, heb ik er alweer genoeg van.”

Ondertussen ben je al aardig vertrouwd met West-Vlaanderen, Herbert. Heb je ook het dialect onder de knie?

Herbert: “Ik wil niet pretenderen dat ik het kan, integendeel. In het begin van de reeks werd ook de vraag gesteld of we geen West-Vlaams zouden spreken. Regisseur Peter Simons zaliger had duidelijk gemaakt dat we dat niet zouden doen. We wilden er geen karikatuur van maken. Bovendien spreek je ook voor geen enkele West-Vlaming juist. Ik heb ooit een stuk gespeeld in Jabbeke, waar ik enkele West-Vlaamse zinnen had. Elke voorstelling kwam er wel iemand zeggen: ‘Da’s ni just, hé !’.”

Pieter: “Ik kom van Brugge en Blankenberge ligt

slechts vijftien kilometer verder en ik kreeg daar ook te horen dat ik hun taal niet spreek.”

Herbert: “Maar in het begin kwam daar wel kritiek op. Je moet dat ook praktisch zien. We konden niet heel Vlaanderen bekeren tot het West-Vlaams, hé.”

Pieter: “Ik kreeg soms ook te horen dat mijn boeken ‘te West-Vlaams’ waren. Zelfs al waren daar maar drie of vier zinnen in te lezen. Maar het is zoals met een Fransman of een Italiaans personage. Als je één zin gebruikt, dan ‘hoort’ de lezer ook de rest in dat accent.”

Herbert: “Maar je boeken spelen zich ook niet meer af in Brugge?”

Pieter: “Het raakte een beetje op. We moeten daar niet flauw over doen. Twee keer het Belfort, drie keer de Onze-Lieve-Vrouwekerk… je kan geen decors blijven uitvinden. Die personages gaan ook al veertig boeken mee en dan moet je ook geen zotte dingen ermee gaan doen.”

Is het personage in jullie hoofd nog altijd hetzelfde?

Pieter: “De basis is niet veranderd. Literaire mensen, laat ik het zo stellen, zeggen dat er geen evolutie in zit. Maar voor mij is dit een serie. Dat zijn twee aparte ingesteldheden. Stel je voor dat Tolstoj 36 keer Oorlog en Vrede had geschreven… geen kat die dat zou kopen. De meeste literairen worden herinnerd aan de hand van één of twee werken, waar de mensen van omver worden geblazen. Dat is hier niet van toepassing, ze moeten gewoon het volgende boek ook willen lezen.”

Herbert: “Wat je wel meeneemt, is de leeftijd. Van In wordt ouder en heeft ook meer ervaring.”

Is het een andere Van In op scène?

Herbert: “Van In zijn intuïtie komt bij mij van binnenuit. Ben ik dat? Voor een deel wel. Ik maak het groter dan het is, dan weer kleiner. In wezen is dat mijn natuur die reageert op criminaliteit. Of op privézaken, of op sentiment. Weet je, ik ruik zijn personage. Ik had dat al nog voor ik gecast werd.”

Had je inspraak in die castings, Pieter?

Pieter: “In zoverre dat het ook echt meetelde, maar ik vond Herbert een heel goeie keuze. Met alle respect voor een Karel Deruwe, dat is een goede acteur, maar hij was geen Van In. VTM wilde Francesca Vanthielen en daar was ik blij mee. Ze beantwoordde helemaal aan dat personage: een jonge, intelligente vrouw die er ook nog een beetje meisjesachtig uitzag.”

Herbert: “Toen moesten we nog een Versavel zoeken, een partner voor Van In, met wie er een goeie wisselwerking was. Maar dat moest ook zo in het echt zijn. Ik heb tijdens die audities om het half uur een andere collega zien passeren. Versavel was homo, maar er waren er die het zo speelden, bij wijze van spreken. Lucas (Van den Eynde, red.) deed dat niet.”

Pieter: “Dat was niet normaal hoe goed hij dat speelde. Hij had die blik in zijn ogen…”

Herbert: “Nadat we hadden gesproken ben ik naar de producent geweest en heb ik gezegd: ik doe niet mee, als Lucas niet meedoet. Het klikte gewoon, dat zat juist.”

Pieter: “In het begin heb ik ook een paar gastrolletjes gespeeld, maar dat acteren is niets voor mij. Altijd zitten wachten. Een scène enkele keren herhalen en dan weer wachten, zonder dat je eigenlijk goed weet waarom… dat begint dan op mijn zenuwen te werken.”

Herbert: “Aan een tafel schrijven, lijkt me anders ook wel een werk met veel geduld. Hoeveel schrijf je nu? Zo’n 1.700 woorden per dag?”

Heb je je ritme al teruggevonden?

Pieter: “In het begin was het wel wat prutsen, maar ik heb ruim de tijd. Ik ben nu drie dagen lui geweest, maar ik begin morgen weer. Ik kan het ook niet continu onderbreken of te lang wachten tussen twee schrijfdagen. Maar ik heb dat ritme weer te pakken, ja.”

Hoe ziet de toekomst eruit? Wordt dit echt je laatste boek?

Pieter: “Mijn laatste Van in, ja. Maar als je het volgende week vraagt, kan dat misschien al anders zijn.”

Zal jij het ook kunnen loslaten, Herbert?

Herbert: “Ik had na die laatste aflevering al afscheid genomen van Van In. Het is mooi geweest. Maar toen ik de vraag kreeg voor dit theaterstuk, was ik meteen verkocht, als het verhaal goed zou zitten tenminste. Dat theatergebeuren, dat is een appel die uit de kast valt, hé.”

Pieter: “Eindigen in theater is het mooiste voor u, denk ik?”

Herbert: “De cirkel is rond. Nu alleen nog een musical.” (lacht)

Of een film?

Herbert: “Daar zijn we mee bezig geweest.”

Pieter: “Ik heb dat eigenlijk nooit echt zien zitten.”

Herbert: “Ik denk ook niet dat het televisiepubliek een cinemapubliek is. Ik krijg vaak de vraag of er ook een derde theatershow komt. Dat kan ik niet zeggen. Dat hangt van de producent én een goed verhaal af. Ik sta er wel voor open, ja. Maar er zijn nog andere zaken waar ik mee bezig ben. Maandag vertrek ik voor tien dagen naar Zuid-Afrika voor Salamander 2. Alles wat nu komt, is extra.”

Spielerei?

Herbert: “Nee, het is hard werken. Het mag dan wel erg Hollywood klinken, het is géén Hollywood. Maar zo’n staande ovatie na een voorstelling met Aspe… Man, ik kan u verzekeren: dat laat mij niet koud.”

Pieter: “Misschien kunnen we nog Het Laatste Bevel doen? (zijn 32ste boek, dat zich afspeelt op een cruiseschip, red.) Herbert heeft ons laten kennismaken met het cruiseleven. Dat zou toch tof zijn, daar een aantal draaidagen?” (glimlacht)

Herbert: “Nu ben je aan het fantaseren, Pieter. Nee, straks hang ik mijn frakske mooi in de kast. Ik hou het bij en dan zien we wel. Van In spelen was een cadeau. Net als Pieter ontmoeten. Ik heb Dette (Bernadette, red.) leren kennen, Pieter zien transformeren, hen samen zien groeien tot uiteindelijk dat drama vorig jaar. Ik heb hetzelfde meegemaakt. Wat kunnen we doen, Pierre? Voortdoen. We hebben geen keuze.”

Beschouwen jullie elkaar als vrienden?

Pieter: “Ik denk wel dat we op elkaar kunnen rekenen, zelfs al zien we elkaar niet veel.”

Herbert: “Nee, maar moet dat? Soms belt hij mij op de meest onnozele momenten. Dan heeft hij weer iets voor en luister ik. Tot ik doorheb dat hij een Omer op heeft en met mijn voeten aan het rammelen is.” (lacht)

Pieter: “We moeten elkaars deur niet platlopen. Maar het is niet altijd gemakkelijk om af te spreken.”

Herbert: “Het is wel altijd leuk. Met Dette was het ook fijn. We waren elkaar altijd aan het uitdagen.”

Pieter: “Iedereen had oog voor haar. Toen Jef Geeraerts goeiendag kwam zeggen op de boekenbeurs, vroeg hij waar Bernadette was. Hij draaide zich om en ik kreeg geen woord meer. Alle aandacht ging naar haar. Zover had ik het gebracht.” (glimlacht)

Het is een vreemde vraag nu, maar zijn jullie levensgenieters?

Herbert: “Het gaat er vooral over hoe je staat in het leven. De kloppen die je krijgt en hoe je ermee omgaat. Ik heb ook zoiets in mij dat er dan iets wil aan doen. Ik noem dat brutaal: ‘pakt uw gat in uw hand en doe iets’. Verstaat ge ? Ik wil eigenlijk een soort ‘joie de vivre’ nastreven. Dat is niet gemakkelijk, maar je kan het wel proberen, ook in de omgang met mensen. Die lichtheid van het leven heb je nodig.”

Pieter: “Anders is al de rest nutteloos.”

Herbert: “Ik lees ook zoveel drama, ik zie het ook en dan denk ik soms: wat maken we het leven gecompliceerd. Zeker als er mensen in hun lot blijven steken.”

Pieter: “Al zijn er altijd mensen die geen uitweg vinden en blijven vastzitten.”

Herbert: “Ik weet dat het gemakkelijker gezegd is dan gedaan. Ik wil ook niet oppervlakkig zijn. Soms moet je ook je problemen onder ogen zien en er niet in ‘schwermen’. ‘Schwermen’, da’s nog een schoon woord.”

Maar je moet die materie, dat drama, ook kennen – voelen zelfs – in jullie vak.

Pieter: “Ik weet nog dat je vertelde, Herbert, dat je vader zo kwaad was toen je een goedbetaalde job opgaf om acteur te worden. Je moet het maar doen. Ik heb ook op een bepaald moment gezegd dat ik schrijver zou worden. Het meest arrogante dat je kan zeggen is dat je er ook wil van leven.”

Herbert: “Ik denk dat ik tijdens het spelen altijd aan mijn ouders heb willen bewijzen dat ik de juiste keuze had gemaakt. Ze waren uiteindelijk trots , maar die grinta, die verbetenheid, is mij bijgebleven. Dat is de aard van het beestje, denk ik. Dat survivalinstinct, dat vechten.”

Pieter: “Hetzelfde met geluk. Soms heb je van die momenten dat het onverwacht allemaal goed komt. Is dat geluk? Of heb je het zelf afgedwongen?”

Herbert: “Tja, wie legt dat in de weegschaal? Ik heb daar geen levenslessen over te geven.”

Aspe 2: ‘Het Dodelijk Jubileum’ speelt op

26 maart in Kursaal Oostende en op 1 en 2 april

in de Stadsschouwburg in Brugge.

Tickets en info: www.hetdodelijkjubileum.be.