“Ik ben niet bang voor slagen, wel om af te gaan”

"Delfine Persoon: "Ik voel me nergens beter dan in de bokszaal."
Nancy Boerjan

Het litteken boven haar lip heeft ze te danken aan een onstuimige rit met haar driewieler, en dat op haar voorhoofd aan een val van een tractor. Of hoe haar jeugd op de ouderlijke boerderij Delfine Persoon meer tekende dan de vele bokswedstrijden op haar palmares. Niet dat zo’n litteken haar deert, Delfine heeft echt niks met ijdeltuiterij. “Mij verplichten om te krappe ballerina’s te dragen tijdens het Sportgala: dát doet pas pijn.”

Op vandaag komt Delfine Persoon alleen maar naar de Kust om er te trainen. Doorgaans elke zondagochtend, behalve in de zomer. Ze start dan ter hoogte van de Londenstraat in Zeebrugge, loopt langs het strand tot aan de zeedijk van Blankenberge – onderweg een paar keer de duintrappen op en af stormend, “vooral dat stuk oplopend naar de trap, in zacht zand, is moordend” – en dan langs het pad door de duinen terug naar Zeebrugge. Als er dan een wind staat zoals we er tijdens onze wandeling samen een mogen ondervinden, krijgt ze soms rugpijn van de inspanningen. Van het trekken… Maar zoals Delfine het wel vaker laat vallen tijdens ons gesprek: “Van een beetje afzien, gaat niemand dood.” Meer zelfs: Delfine vindt een beetje afzien simpelweg leuk.

Als kind kwam ze wel eens naar Blankenberge, waar een zus van haar moeder een appartement had. Tijdens vakanties kon er dan al eens een dagje zee vanaf, want voor de rest werd er het jaar rond, van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat, gewerkt op de boerderij in Moorslede, waar Delfine samen met haar twee zussen opgroeide. “Ik heb het nooit anders geweten. Mijn ouders werkten hard; nog altijd overigens. Als wij na school thuiskwamen, trokken we onze vuile kleren aan, maakten we eerst ons huiswerk aan een oude schoolbank in de hangar – waar moeder ons in de gaten kon houden terwijl ze werkte – en hielpen we onze ouders nadien of mochten we buiten spelen.”

Weinig frivoliteiten ten huize Persoon dus, maar de zussen mochten hun jeugdige energie wel kanaliseren in een zelfgekozen sport. En zo geschiedde het dat de huidige wereldkampioene boksen haar sportcarrière begon in… een tutu. “Om eerlijk te zijn, had ik ballet niet zelf gekozen”, vertelt ze. “Dat deed onze nicht en voor het gemak gingen mijn zus Herlinde en ik met haar mee. Dat scheelde al in het aantal kilometers om ons naar de lessen te brengen. Ballet vond ik best leuk, en ik was blijkbaar enorm lenig, maar het ging me wat te traag. En ik kwam zowat elke week thuis met gescheurde kousen…”

“Een bokser kraken, is gemakkelijker dan een bokser maken”

Na twee jaar hielden de zussen de balletlessen voor bekeken en gingen ze voor judo. “Dat was al meer mijn ding, maar na een tijd sukkelde ik met rugblessures en moest ik ermee ophouden. Pas op de Politieschool kwam ik opnieuw in contact met verschillende gevechtssporten, en daarvan sprak boksen me meteen aan. Maar ik durfde er eerst niet goed aan te beginnen. Thuis vonden ze boksen nu niet meteen een mooie sport, al helemaal niet voor meisjes.” Maar het bloed kroop waar het niet gaan kon. Delfine zette haar eerste aarzelende passen in de bokszaal van Lichtervelde. Ze bleek een rastalent te zijn: “Ik was al 22, wat laat is om een nieuwe sport aan te leren, maar in zes maanden tijd stond ik er en kon ik al een eerste kampje boksen. Ik had nog nooit iets zo graag gewild…”

Sindsdien stapelde ze de successen op; ze is wereldkampioene in alle boksfederaties. Maar foute bokshandschoenen tijdens een kamp twee jaar geleden – de organisator van een wedstrijd moet altijd nieuwe handschoenen voorzien – bezorgden haar scheurtjes in de ligamenten van beide handen. Ze herstelt momenteel van een eerste operatie, een tweede volgt nog dit jaar. “Nu laten we in ons contract aanstippen met welke merken we wel of niet willen boksen, een mens leert altijd bij…” Het boksen zelf staat dus even on hold, maar Delfine heeft haar handen niettemin vol.

“De gedachte aan een eigen gezin kan ik van me afzetten, ja…”

Ze ruilde haar job bij de Spoorwegpolitie die ze negen jaar lang uitoefende voor een baan bij de Coördinatie en Steundirectie van de Federale Politie, die haar regelmatigere werkuren garandeert, én neemt de administratieve kant van Boxing Team Houtland – de club werd als Boxingclub Lichtervelde in 2007 opgestart door haar trainer en toeverlaat Filiep Tampere – voor haar rekening. “Maar de club barst uit zijn voegen; we hebben een honderdtal leden intussen, die trainen op een oppervlakte van 180 m². Dat is soms onhoudbaar. Daarom zijn we al even op zoek naar een nieuwe zaal. We hebben een mooi aanbod gekregen van de gemeente Wingene, maar aarzelen nog omdat Wingene om praktische redenen minder geschikt is voor ons. We moeten de uitbating van de club immers kunnen verzoenen met onze professionele carrières – van een boksclub uitbaten kan je in West-Vlaanderen echt niet leven – en dat heeft zo zijn beperkingen tot gevolg. Een andere mogelijkheid is een zaal die vrijkomt op het domein van Dominiek Savio in Gits. De beslissing valt in elk geval nog dit jaar.”

De interesse voor de bokssport neemt naar verluidt toe, onder jongeren en zelfs onder vrouwen. Merk jij daar iets van?

“Toch wel. Wij hebben nogal wat jong talent, het zou mooi zijn als we die gastjes in de toekomst beter vooruit konden helpen. En er komen inderdaad ook wel wat meer vrouwen. Maar meestal niet met de bedoeling om aan wedstrijden deel te nemen. Veel nieuwkomers komen gewoon voor een goeie work-out. En dat kan uiteraard ook. Maar het vraagt opnieuw meer ruimte, om bijvoorbeeld ook groepslessen te kunnen organiseren. Daar is in elk geval vraag naar, maar voorlopig kunnen we die vraag nog niet invullen.”

“Een boksclub oprichten in een stad als Gent of Brussel is gemakkelijker dan in West-Vlaanderen, maar het leven daar is niks voor mij.”

“Je mag trouwens niet denken dat iemand die met boksen begint meteen de ring in mag. Wie wedstrijden op het oog heeft, moet eerst de technieken leren, en mag pas na maanden voorzichtig beginnen te sparren. Altijd met speciale bokshandschoenen en sparringshelm bovendien. Het is niet de bedoeling dat iemand bont en blauw de club verlaat. Die zie je nooit meer terug natuurlijk. Filiep zegt vaak: ‘Een bokser kraken, is gemakkelijker dan een bokser maken’. En daar zit veel waarheid in.”

Zit jij soms ook wel eens stil?

“Zelden. Ik kan wel eens genieten van een avondje thuis, voor de televisie. Al mag ook dat dan weer niet te lang duren. Maar ik voel me eigenlijk nergens beter dan in de bokszaal. Ook al kan ik momenteel zelf weinig trainen, ik help graag wat lesgeven en kijk naar wat anderen presteren… Dát is ontspanning voor mij.”

Heb je na de operaties aan je handen nog een toekomst in de boksring?

“Ik ga ervan uit van wel. Voorlopig herstel ik goed. Ik zou heel graag nog deelnemen aan de Olympische Spelen in 2020, gesteld dat bij de vrouwen ook de eliteboksers mogen deelnemen. Daar zou ik dan echt nog eens voluit voor gaan. Maar sowieso heb ik 2020 als einddatum voor mijn carrière vooropgesteld…”

“Boksen is mijn grote passie, maar ik zou het pas heel erg vinden als ik geen énkele sport meer zou mogen beoefenen. Dus zelfs in het slechtste scenario zie ik mezelf doorgaan, in minder belastende sporten eventueel. Ik zou later graag lesgeven in de bokssport, maar ook in de disciplines fysieke, snelkracht- en stabilisatietraining. Dat spreekt me aan.”

Wat trekt jou zo aan in boksen?

“Dat het een harde sport is. En dan doel ik vooral op de fysieke inspanning die vereist is in de aanloop naar een wedstrijd. Ik heb in mijn jeugd veel sporten geprobeerd, en ik wil er geen enkele onderschatten, maar in míjn ervaring zijn bokstrainingen gewoon het zwaarst. En daar geniet ik van.”

Op mentaal vlak lijkt het me anders ook niet te onderschatten.

“Ja, dat merk ik vooral bij jongere boksers. Gastjes die niet sterk in hun schoenen staan, hebben het moeilijker. Je moet overweg kunnen met schrik hebben. Ik ben voor élke wedstrijd bang. Niet om slagen te krijgen, wel om af te gaan voor het publiek.”

“Je kan je psychologisch laten begeleiden, ja, maar daar geloof ik niet erg in. Het werkt in elk geval niet voor mij. Bij een van mijn eerste grote wedstrijden ben ik eens bij een psycholoog geweest. Het kon geen kwaad dacht ik. Was ik er wel klaar voor enzovoort. Die man stelde mij een uur lang persoonlijke vragen! Hij heeft me nooit meer teruggezien.”

De bokssport kan niet rekenen op veel ondersteuning in Vlaanderen, niet door de overheid of Topsport Vlaanderen, niet door de media. Moet jij niet erg veel opofferen?

“Mijn leven bestaat uit werken, trainen en slapen. Daar ben ik vrienden door verloren, hoewel er ook zijn die mijn keuze begrijpen. Maar ik neem niemand iets kwalijk. Als je al de trouw en de babyborrel gemist hebt, moet je niet verbaasd zijn dat je een derde keer niet meer uitgenodigd wordt. Mijn moeder pruttelt ook als ik Kerstmis weer eens mis. Maar werken op een feestdag geeft me recht op een extra vakantiedag, dus een extra dag om te trainen.”

Denk je nooit eens aan een eigen gezin?

“Goh ja… Ik kan dat van me afzetten. Bewust ja, omdat ik nu eenmaal een keuze gemaakt heb die dat voorlopig niet toelaat. Ik zou graag ooit kinderen hebben, maar dan moet ik ook zelf goed voor hen kunnen zorgen en tijd voor hen kunnen maken, vind ik. Nu is dat onmogelijk, en een nanny betalen, kan ik al helemaal niet. Een eigen huis vind ik belangrijk, het geeft me zekerheid, maar een klassiek gezin zegt me nu niks. Ik hoef voor mezelf het uitgestippelde parcours niet te volgen.”