RETRO 25 jaar geleden verging de Z.200 Tijl Uilenspiegel

Schipper Eddy Van Der Veen, stuurman Ricardo Carro-Muino, motorist Daniël Noens, matroos Patrick van De Walle en matroos Ronny De Vent van de Z.200 Tijl Uilenspiegel. (a-Foto ML)
Redactie KW

De volledige bemanning kwam om het leven, drie bemanningsleden blijven voor altijd vermist.

Op 22 februari 1989 verlaat de Z.200 Tijl Uilenspiegel, een bokkenvisser, de haven van Zeebrugge om 20.05 uur en zet koers naar de Ierse Zee. Op zondag 5 maart probeert reder François Bonny als naar gewoonte telefonisch in contact te komen met zijn bemanning maar krijgt geen gehoor. Wat later meldt Dover Coastguard aan de Oostendse loodsenwacht dat de Z.200 vermist is in de Ierse Zee en dat de Z.243 Drakar een lijk uit het water heeft opgevist. Even daarvoor had de schipper van de Z.243 bij het wegzetten van de netten een reddingsboei opgemerkt met de ondertussen overleden matroos-motorist van de Z.200 Daniël Noens (30), vader van drie dochters. Direct worden de andere zes Zeebrugse vaartuigen en de O.127 die in de omgeving visten gewaarschuwd. Ook de coastguard van Liverpool krijgt een alarmoproep en coördineert een zoekactie met helikopters, vliegtuigen en reddingsvaartuigen. Behalve wat vistuig en touwwerk wordt geen spoor van het vaartuig en de rest van de vijfkoppige bemanning teruggevonden. Pas op 17 april werd het stoffelijk overschot van Eddy Van Der Veen opgepikt door een sleepboot.

Zeemansgraf

Op het moment van het drama is de zichtbaarheid in de Ierse Zee goed. Er staat een zuidwestenwind van vijf beaufort. Schipper Vantorre van de Z.19 heeft op bewuste dag om 4 uur ‘s morgens nog contact met schipper Eddy Van Der Veen (23), vader van een zoontje. En zes uur later heeft de schipper van de Z.200 zelf nog radiocontact met Eddy Dobbelaere van de Z.19. Maar als Vantorre omstreeks 13 uur nog een paar keer probeert contact op te nemen met de Tijl Uilenspiegel, krijgt hij geen gehoor meer. De duikers die later het wrak doorzoeken, zien dat de klok op de scheepsbrug om 10.10 is stilgevallen. Het vaartuig is dus met zekerheid vergaan tussen 10 en 13 uur op 5 maart 1989. Vier bemanningsleden verdrinken wellicht binnen de kortste keren. Alleen Daniël Noens heeft zich nog aan een reddingsvlot kunnen vastklampen. Negen dagen later vaart de mijnenjager Iris die in Brest ligt, af naar de Ierse zee om de Z.200 op te sporen, maar tevergeefs. Eind maart heeft het zusterschip Bellis meer geluk. Het wrak wordt op 19 april gelokaliseerd. Amper twee van de vijf slachtoffers kunnen dus geborgen worden. De drie anderen, de uit Spanje afkomstige stuurman Carro Muino Ricardo (45), vader van een dochter, matrozen Patrick Van de Walle (21) en Ronny De Vent (24) blijven voor altijd vermist of kregen een zeemansgraf in hun eigen vaartuig: de duikers kunnen met hun zuurstofflessen de nauwe doorgang naar het kombuis niet inspecteren.

Uit het oordeel van de onderzoeksraad in Oostende valt op te maken dat er nooit 100% uitsluitsel zal kunnen gegeven worden over de oorzaak van de ramp. In de maanden na het drama was er vooral in de Britse pers heel wat ophef over het sensationele scenario als zou de Z.200 al vissend door een duikboot naar de bodem zijn getrokken. De onderzoeksraad vindt het hemeltergend dat een actiegroep die gekant is tegen atoomduikboten op de dag van de herdenkingsdienst een pamflet ronddeelt waarop gealludeerd werd op tal van vroegere accidenten tussen duikboten en vissende vaartuigen. De onderzoeksraad weerhoudt deze these niet omdat de netten niet beschadigd zijn en één net zo goed als aan boord getakeld was.

(ML)

Lees hierover ook in Krant van West-Vlaanderen, editie De Zeewacht

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier