REPORTAGE De Groote Oorlog onder water

Tomas Terrmote schreef met 'Oorlog onder water' een boek over de Groote Oorlog aan, op en in de zee. (Foto ML)
Redactie KW

In ‘Oorlog onder water’ brengt maritiem archeoloog Tomas Termote het verhaal van de Duitse U-boten en hun bemanning. Meteen focust de auteur op het vaak onderschatte belang van de kusthavens bij de oorlogvoering onder water op onze Noordzee tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Jarenlang dook maritiem archeoloog Tomas Termote (39) niet alleen onder in de vele archieven en boeken over de Eerste Wereldoorlog op zee, maar ook naar de U-bootwrakken voor onze kust. “Zo heb ik kunnen achterhalen dat van de negen voor onze kust vergane U-boten de opgegeven locatie niet altijd klopt en heb ik ook kunnen uitzoeken wat de oorzaak van vergaan is: torpedering, op mijn gelopen, een dieptebom…”, aldus Tomas die licentiaat archeologie werd aan de KU Leuven en nadien aan de University of Bristol een Master of Arts in Maritime Archaeology and History haalde. De duikmicrobe erfde hij van zijn vader Dirk.

Nieuw wapen

De Groote Oorlog was het eerste internationale conflict waarbij zowel vliegtuigen als duikboten een erg belangrijke rol bij de krijgsverrichtingen in de lucht en op zee hebben gespeeld. “De duikboot werd zelfs het belangrijkste wapen waarmee Duitsland Groot-Brittannië, als sterkste maritieme natie, op de knieën probeerde te krijgen. De duikboottechnologie evolueerde toen veel sneller dan die van de gevechtsvliegtuigen. De Unterseebootsflottille Flandern heeft in vier jaar 2.554 geallieerde schepen gekelderd”, weet Tomas. “In tegenstelling tot de verwachtingen bleek de duikboot een offensief wapen dat zelfs de suprematie van de slagschepen bedreigde. Toch werd de U-boot vooral ingezet om de vijandelijke handelsschepen tot zinken te brengen. Immers, het Verenigd Koninkrijk was in tegenstelling tot Duitsland, sterk afhankelijk van de import van overzeese grondstoffen, afgewerkte producten en voedsel.”

Belangrijke informatie in wrakken

“De U-boten werden onder andere in Hamburg gebouwd en getest, ontmanteld en via het spoor naar Hoboken getransporteerd voor herassemblage”, gaat Tomas verder. “In feite was een duikboot van origine een torpedoboot die kon onderduiken. Het is ook weinig geweten dat U-boten voor 90% van hun vaartijd boven de waterlijn opereerden varend op dieselmotoren. Bij het onderduiken schakelden ze over op elektrische motoren aangedreven door batterijen, wat hun actieradius sterk beperkte. Een aantal van die U-boottypes zoals de UC-II-klasse hadden niet alleen torpedo’s en springpatronen aan boord maar ook zeemijnen die ze konden uitzetten. Gemiddeld lagen er in Oostende 8 à 10 U-boten, in (Zee)Brugge een 20-tal en waren er ook 8 à 15 op zee. Tegen het einde van de oorlog waren er in ons deel van de Noordzee in het totaal 93 Duitse duikboten ingezet waarvan er 73 vergaan zijn. Samen goed voor 1.200 slachtoffers. Die wrakken leverden voor de Engelsen, via boordinstrumenten, dagboeken, radiocodes erg belangrijke informatie op.”

Werkgelegenheid

De duikbotenoorlog mag volgens Tomas ook niet verengd worden tot het afvuren van torpedo’s op de vijandelijke vloot: “Schepen werd tegengehouden, de bemanning kreeg tijd om van boord te gaan en de zeekranen werden opgedraaid zodat het schip zonk. In veel gevallen sleepte de U-boot de bemande reddingssloepen tot dicht tegen de kust. Vanaf 1915 werden echter meer en meer troepentransport- en munitieschepen getorpedeerd. En vanaf 1917 werden alle schepen zowel vijandelijke als neutrale, bewapend of onbewapend aangevallen.”

De bezette Vlaamse kust tussen Nieuwpoort en de Nederlandse grens was voor de Duitse oorlogsvoering op de Noordzee erg belangrijk: “De Oostendse en Zeebrugse havens waren omzeggens ongeschonden ingenomen en van hieruit konden de U-boten veel sneller, want korter in afstand en tijd, de bevoorradingsroutes van de vijand, het kanaal en de golf van Biskaje, bereiken en ook de Thames en Britse oostkust lagen op nog geen 100 zeemijl van onze kusthavens die door kustbatterijen zwaar werden verdedigd. Het duurde tot april en mei 1918 voor de Britten pogingen ondernamen om Oostende en Zeebrugge te blokkeren met onder andere de Vindictive. De hoofdwerf van de U-boten was in Brugge gelegen, veilig voor beschietingen vanuit zee. Van daaruit was de zee te bereiken via de kanalen naar Oostende en Zeebrugge. In Brugge waren tot 5.000 manschappen aan de slag in 1918. In Oostende konden ook onderhoud- en reparatiewerken worden uitgevoerd en waren er ook droogdokinstallaties. Daar waren in 1917 1.200 man aan het werk. In onze haven lagen de U-boten onder meer in het Hout- en Vlotdok en aan de Oosteroever.”

(ML)

Lees de volledige reportage deze week in Krant van West-Vlaanderen, editie De Zeewacht.