Een gedeelde Smart…

Pieter-Jan Breyne

Autodelen: er wordt al jaren over gepraat en geschreven, maar het is nog niet meteen een populair fenomeen.

Neem nu Tine en Marlies, beiden woonachtig in de Westhoek. Ze maken zelfs deel uit van de Ieperse vereniging Autopia. Maar die telt slechts twee leden. Tine deelt haar Clio met Marlies, en daar komen – alle clichés over vrouwen en parkeren ten spijt – geen vodden van, vertellen ze. Hoe het dan komt dat het toch zo moeilijk van de grond komt? Eerst dit: er worden meer auto’s ‘gedeeld’ dan wat de statistieken zeggen. Op werkdagen staan aan opritten van autosnelwegen steevast auto’s van mensen die carpoolen naar het werk, ook een vorm van autodelen, en dan heb je nog al die mensen die hun collega thuis oppikken. Het specifieke systeem van autodelen – met twee of meer maak je gebruik van één wagen, naar gelang je behoeften spreek je af met de andere ‘delers’ – is in een landelijke streek als de Westhoek echter lang niet voor iedereen weggelegd. Het openbaar vervoer is er niet van die aard dat je je zomaar kunt verplaatsen wanneer je wil en fietsen lijkt enkel een optie voor wie in de stad of de onmiddellijke nabijheid woont en werkt. Daarnaast gaat het om een belangrijke mentaliteitswijziging: velen zien hun auto als hun vrijheid, en al verdwijnt die met het autodelen niet, ze wordt wel wat ingeperkt: je moet afspreken met minstens één andere gebruiker, en als die weg is met je/de auto, moet jij een andere oplossing zoeken of thuis blijven. Toch valt er ook heel wat voor het systeem te zeggen: het is een pak goedkoper en duurzamer en doet je – volgens mij – ook veel meer stilstaan bij je autogebruik: heb ik voor die verplaatsing echt wel de wagen nodig? Of kan het (haast) even snel en comfortabel te voet, met de fiets of het openbaar vervoer? Een van de redenen dat het autodelen (nog?) niet is ingeburgerd, is dat het antwoord op die laatste vraag nog helaas al te vaak ‘nee’ is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier