Luc Glorieux : “Een reus om nooit te vergeten”

Redactie KW

Ook Luc Glorieux liep indertijd Rudolf Vanmoerkerke tegen het lijf.

“Ik heb Rudolf twee keer diepgaand meegemaakt”, vertelt Luc Glorieux. “De eerste keer door zijn carrière in de autobus- en autocarwereld, de tweede keer tijdens zijn voorzitterschap in Toerisme Vlaanderen.”


“Rudolf Vanmoerkerke begon te werken als bakkersgast, rondrijdend met een triporteur. Ook als krantenronddrager”, herinnert Glorieux zich. “Kort na de Tweede Wereldoorlog werd hij, dankzij busuitbater Juul Coussens, de burgemeester van Kortrijk en actief in het NCMV, secretaris van de West-Vlaamse afdeling van de Federatie van de Belgische Autobus- en Autocarondernemers (FBAA). Hij bouwde de federatie toen uit tot een zwaargewicht in de pioniersperiode van het toerisme in ons land. Hij was veeleer een zakenman dan een ‘secretaris’, zeker geen administratieveling, wel een createur met een speciale neus voor opportuniteiten.”

“Rudolf vond de pendeldiensten uit, waarbij er elke week 2 en zelfs 3 keer naar dezelfde bestemming gereden werd, telkens met een andere groep”

“Tot zijn belangrijkste realisaties behoorde vooreerst de uitbouw van het vervoernet van de frontaliers. Dat waren de honderden werkliedenvervoerdiensten voor de duizenden arbeiders die in Zuid-West-Vlaanderen en Noord-Henegouwen van uit elke gemeente, elke dag (zowel in dag- als in ploegendiensten) naar de Franse textielfabrieken in Rijsel-Roubaix-Tourcoing, moesten vervoerd worden”, vertelt Luc Glorieux. “Het was een geweldig uitgebreid en complex vervoernet, dat in ons land nooit zijn gelijke heeft gekend. Hij beheerste dat meesterlijk. Daar leerde hij het beroep kennen en ook de vervoerders, meestal hardwerkende mensen die zowel busuitbater als mecanicien en chauffeur waren en die dit werk met hart en ziel deden, gewoonlijk samen met hun vrouw die al even hard werkte. Hij leerde daar de hele problematiek van de sector beheersen, heel in het bijzonder de moeilijke grensoverschrijdende douanetoestanden.”

“Begin van de jaren-vijftig werd hij als federatiesecretaris geconfronteerd met de groeiende vraag vanwege Engelse reisorganisatoren naar Belgische autocars, om de Engelsen doorheen Europa te vervoeren. Dat waren toen vooral Europatours en op-en-af-rijden naar Italië (Lido di Jesolo bijvoorbeeld). Van Spanje was toen omzeggens geen sprake. Hij vond toen de pendeldiensten uit, waarbij er elke week twee en zelfs drie keer naar dezelfde bestemming gereden werd, telkens met een andere groep. In opdracht van de federatie verzorgde hij de vele contacten met de Engelsen, die toen massaal met de mailboten in Oostende landden.”

“Overstap werd hem door velen kwalijk genomen”

“Zijn bureau was aanvankelijk gevestigd in de Middenstand in Kortrijk, later zou het naar de Noordstraat 69 in Roeselare verhuizen. Dat adres werd een begrip. En nog later, toen hij In 1953 besliste zelfstandig te worden, naar zijn vaderstad Oostende. In 1955 verliet hij de federatie om zijn eigen bedrijf, de West-Belgium Coach Company, op te starten. Hij kende immers als geeneen de opdrachtgevers, de busuitbaters (die wat blij waren voor hem te kunnen rijden), de problemen en de mogelijkheden. Toch werd die overstap hem door velen kwalijk genomen. Ze vonden dat hij met hun klanten was gaan lopen. Hij was toen geen onbesproken figuur, maar dat veranderde altijd van zodra ze voor hem mochten rijden.

“In de federatie werd hij opgevolgd door Rik Tanghe, eveneens uit het NCMV afkomstig, en in 1965 door mezelf. Ik heb toen tientallen gesprekken met hem gevoerd en enorm veel van hem geleerd, kostprijsberekening bijvoorbeeld. Ik herinner me ook nog altijd enkele van zijn spreuken. “De honden blaffen, de karavaan trekt voorbij” waarmee hij bedoelde “laat ze tateren, en doe je gedacht zonder naar iemand te luisteren”. Een ander was: “Ik moet niet méér dan een half frankste verdienen per kilometer die ze voor mij rijden, op die manier rijden ze me rijk en dragen zij het risico”. Op die manier werd hij de keizer van Oostende en van het massatoerisme op Europees niveau. De parking aan het station van Oostende was gedurende jaren de belangrijkste plaats in het autocargebeuren in de hele wereld.”

“Later is hij begonnen met vliegtuigen, ook met de Engelsen waarvoor hij Spanje lanceerde. Dat was de tweede keer dat hij in onze sector scheef werd bekeken. Het vliegtuig werd een beetje aanzien als verraad aan de autocar. Hij zou met zijn Sunair een tweede carrière beginnen en meteen succesvol maken in zijn nieuwe pioniersperiode. Van toen af aan zijn wij uit elkaar gegroeid. Vliegtuigreizen waren maar zijdelings mijn wereld. Toch zou hij onze sector altijd blijven koesteren. We zorgden er samen voor dat bijna alle autocarondernemers in Vlaanderen reisagent werden. Toen Toerisme Vlaanderen werd opgericht, was hij de eerste voorzitter er van. In de Raad van Bestuur gaf hij zij knowhow tenvolle mee. En wat voor ons belangrijk was, verzekerde hij de plaats van de autocaristen in het toerisme. “

“We hadden nog een tweede raakvlak: onze liefde voor de kunst”, aldus Luc Glorieux. “Ik heb weinig kunstliefhebbers gekend die zijn niveau haalden. Bij hem leerde ik bijvoorbeeld Jacques Moeschal en Henry Moore kennen, om er maar twee te noemen. Het was een reus om nooit te vergeten.”

(JG)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier