Rechter kan niet oordelen over eventueel frauduleus faillissement in Moorslede

Redactie KW

De 44-jarige Johan D. uit Ledegem stond met zijn gewezen vriendin Kitty A. terecht in een zaak van frauduleus faillissement van de firma bvba Johan Machinerie uit Moorslede, die gespecialiseerd was als groothandel in machines, grote kranen en werktuigen voor onder meer grondwerken in de bouwsector.

De man werd aangehouden en nadien vrijgelaten onder voorwaarden.

Ook de bvba Hodeco ging failliet en daar was zijn gewezen vriendin de zaakvoerder, maar eigenlijk deed ze niet veel meer dan een paar keer haar handtekening plaatsen. Verder hield ze zich niet bezig met de bedrijfsvoering.

Groot machinepark

Aanvankelijk was er een passief van 11 miljoen euro, waarvan twee miljoen euro kon worden gerecupereerd. Daarvan was er 940.000 euro aan machines die Johan D. verkocht toen het bedrijf al failliet was. De man had een groot machinepark, waarvan het meeste binnen het systeem van leasing. Heel wat van die machines werden verkocht. Met de opbrengst werden onder meer aandeelhouders uitbetaald.

De beschuldigden werden verdedigd door meester Walter Van Steenbrugge. Die laatste beweerde dat zijn cliënt een goede verkoper was maar geen financieel beheerder. Voor dat laatste aspect rekende hij op zijn medewerkers/specialisten. Meester Van Steenbrugge: “Mijn cliënt had zeker geen slechte bedoelingen en deed tot het laatste moment nog zware inspanningen om zijn zaak te redden.”

“Geen charge en decharge”

Volgens meester Van Steenbrugge werd het onderzoek slecht gevoerd. “Het faillissement, dat op 9 oktober 2009 werd uitgesproken, zou niet nodig zijn geweest had men het onderzoek ‘charge en decharge’ gedaan zoals het hoorde,” aldus de verdediging. “Toen de boekhouding, die pas in 2012 in beslag werd genomen, werd onderzocht, was er geen enkele onregelmatigheid te vinden. Ik benadruk dan ook dat de rechten van de verdediging werden geschonden en pleit dan ook de onontvankelijkheid en de vrijspraak voor mijn cliënt.”

De rechter volgde die stelling en wees in het vonnis op het feit dat de beklaagde zich inderdaad niet had kunnen verdedigen zoals het hoort. Ook de rechter kon geen echt oordeel voeren, gezien er een heel aantal stukken van de boekhouding niet in het dossier staken. Dat betekent dat de rechter de onontvankelijkheid uitsprak en zich derhalve ook onbevoegd verklaarde. Het openbaar ministerie en bepaalde burgerlijke partijen kunnen nog in beroep gaan tegen het vonnis, daarvoor hebben die vijftien dagen de tijd.

(HV)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier