Hof van Assisen : “Beschuldigde had mogelijk niet de intentie om haar zoontje te doden”

Redactie KW

Op het assisenproces tegen Petra Vandenbussche (39) zijn de pleidooien van de burgerlijke partijen afgerond.


Meester Stijn Leliaert, advocaat van de zonen van de beschuldigde, twijfelt of Vandenbussche het oogmerk had om haar zoontje Aron Dedier (9) van het leven te beroven. In het begin van zijn pleidooi was meester Leliaert hard voor de beschuldigde. Hij noemde haar een slechte moeder die voortdurend verkeerde keuzes maakte. Bovendien lijdt ze aan het syndroom van Münchhausen by proxy. “Ik denk dat u ziek was, en u besefte dat, en u stopte niet. Dat verwijt ik u. Zou het kunnen dat u aandrong op een derde kind om uw ziekte te kunnen botvieren?”

Volgens de raadsman van de burgerlijke partijen treft het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg geen schuld in de zaak. “Als er iemand dan toch schuld heeft, is het eventueel het jeugdparket. Het is de enige instantie die een dringende maatregel had kunnen opleggen.”

“Er lijkt geen motief te zijn”

Meester Leliaert stipte enkele elementen aan die erop wijzen dat Vandenbussche mogelijk niet de intentie had om haar zoontje te doden. Zo vertelde geen enkele getuige dat de vrouw haar zoontje beu was. “Er lijkt met andere woorden geen motief te zijn.” Anderzijds ziet de advocaat heel wat elementen die wel op een oogmerk tot doden wijzen. “Waarom net dat flesje Malathion, waarschijnlijk het meest dodelijke flesje van dat schap. Is dat toeval? Ik kan het moeilijk geloven.” De advocaat van haar oudste zonen neemt het de beschuldigde ook kwalijk dat ze na de feiten niet vertelde welk product Aron had binnengekregen.

Twijfel over intentie

“Als vader ben ik voldoende zeker dat ze van haar zoon afwilde, maar ik sta hier als jurist en heb lang getwijfeld. Volgens mij kan er twijfel zijn over haar intentie. Ik ben zelfs redelijk zeker dat een beroepsrechter het oogmerk om te doden op basis van twijfel niet zou weerhouden”, besloot meester Leliaert.

In het begin van de namiddag kwam nog iemand van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg getuigen. Op vraag van de verdediging werd deze getuige alsnog opgeroepen over een onderzoek van ruim een jaar voor de feiten. “Er was geen hoogdringende maatregel van het parket, dus gingen we ervan uit dat het kind niet in onmiddellijke veiligheid moest gebracht worden”, aldus Inge Degeldere. Na contact met de thuisverpleging werd geconcludeerd dat er geen problemen waren binnen het gezin. Nochtans stond in de oorspronkelijke opdracht dat er sprake was van een problematische gezinssituatie. Politie en parket hadden ook gemeld dat er vermoedens waren van het toedienen van foute medicatie.

(BELGA)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier