Kristof Vercouillie: “De grote winnaar van nu zijn de nevenbonden!”

Kristof Vercouillie was tijdens het vorige decennium één van de betere eliterenners zonder contract in het wielerpeloton. (Foto a-RN) © KRANT VAN WEST-VLAANDEREN
Redactie KW

Kristof Vercouillie (44) is een ex-renner die zich nog steeds heel nauw bij het West-Vlaamse wielerpeloton betrokken voelt. Hij zetelt in de Raad van Bestuur van Cycling Vlaanderen afdeling West-Vlaanderen en maakte eerder deel uit van KSV Deerlijk-Gaverzicht en Dovy Keukens-FCC, waar hij telkens in onvrede opstapte.

Vercouillie contacteerde de redactie, omdat hij vond dat voor WestSprint ook aan de regionale wedstrijden buiten de provincie punten zouden moeten worden toegekend. Het nieuwe, weliswaar fictieve klassement leerde ons het volgende:

“Vroeger kon men makkelijker top vijf rijden, nu niet. Dat leidt renners af naar de nevenbonden”

– Bij de beloften zou er weinig veranderen met zelfs een identieke top 15. Enkel John-Ross Clauw en Nicolas Verougstraete zouden wat stijgen door hun resultaten in de uitheemse regionale koersen. Opmerkelijk is wel dat Berre Delesie daarin van plaats 26 naar rang 17 zou klimmen.

– Bij de juniores zou er iets meer verschuivingen zijn, maar ook daar blijft de invulling van de top 15 intact, weliswaar in een licht gewijzigde volgorde in het voordeel van Kasper Saver, Lars Collie en Calvin Verbeeck. Allemaal renners met de hoogtemeter(tje)s als natuurlijke bondgenoten.

– Bij de nieuwelingen zijn er de meeste verschuivingen. Logisch, want in die categorie zijn de weinige interclubs minder doorslaggevend dan de regionale koersen. Ramses Debruyne wipt in dat geval van drie naar twee en ook leider Robin Orins scoort goed in de regionale koersen buiten West-Vlaanderen, iets wat ook geldt voor Diel Vergote, Lars Van Ryckeghem, Rune Thoré en Lawrence Stalpaert. Opmerkelijk: hier halen enkele andere namen de voorlopige top 15 van WestSprint. Vooral veldrijder Yorben Lauryssen (nu nochtans pas 27ste) valt op, net als Thieben Wandels. Ook Kjell Dejonghe (16de) maakt een opmerkelijke sprong voorwaarts in dat fictieve klassement.

Let wel: dit zijn speculatieve beschouwingen, want het reglement en de puntenschaal kun of mag je in de loop van het seizoen niet zomaar aanpassen. Elk puntensysteem is discutabel, maar de WestSprint-edities van de jongste jaren leerden dat de ranking een juist weergave brengt van de onderlinge waardeverhoudingen.

Kris Hanne – vader van junior Milan en voorzitter van CT Luc Wallays-Jonge Renners Roeselare – vroeg zich luidop af waarom de twaalfde tot de 30ste van een interclub dezelfde punten krijgen? Het antwoord lijkt ons eenvoudig: omdat men anders te veel punten moet toekennen aan de eerste tien, wat de impact van de regionale koersen zou minimaliseren.

Groot probleem

Kristof Vercouillie benutte de gelegenheid om erop te wijzen dat het wielrennen bij de elite zonder contract en de jeugd almaar meer op een heikel kruispunt belandt. Het aantal wedstrijden slinkt zienderogen, waardoor er almaar minder winnaars en almaar meer verliezers zijn. Vooral over die laatste grote groep maakt hij zich zorgen. “Men moet al van heel goeden huize zijn om in de, meestal overbezette, koersen bij de eerste 20 te eindigen. Vroeger kwam die meerderheid, bij veel meer wedstrijden, in aanmerking voor de top vijf en zelfs enkele overwinningen.”

“In het huidige verhaal zijn de nevenbonden de grote winnaar: zij bieden een vangnet aan de overgrote meerderheid van mindere goden die in bij Cycling Vlaanderen, onder meer door professionele omstandigheden, te weinig aan hun trekken komen”

“Nu worden zij echter hopeloos zoek gereden. Dat ontmoedigt hen en leidt sommigen onder hen zelfs af naar de nevenbonden, waar ze beter uit de verf komen en meer genoegen beleven aan hun competitiedrang. Men zou meer een onderscheid moeten maken tussen de middenmoters, de subtoppers en de toppers met desnoods afzonderlijke koersen (over kortere afstanden, al of niet zonder prijzengeld dat ze in de WBV-koersen ook niet opstrijken). Dat krijg je inderdaad niet zomaar geregeld. Misschien moet Cycling Vlaanderen (Wim De Geyter lijkt ons een welwillende gesprekspartner, red.) aan tafel met de nevenbonden om tot een soort symbiose te komen. In het huidige verhaal zijn de nevenbonden sowieso de grote winnaar: zij bieden een vangnet aan de overgrote meerderheid van mindere goden die in het huidige bestel van Cycling Vlaanderen, onder meer door professionele omstandigheden, te weinig aan hun trekken komen. Het groeiend succes van de Landelijke Renners & Crossers (LRC) en de Landelijke Wieler Unie (LWU) is niet meer normaal te noemen. De publieke opkomst is navenant: een familiaal gebeuren, waar ze na afloop langdurig blijven hangen en wat de steunende sponsors ten goede komt.”

Goed alternatief

“Natuurlijk overstijgt het niveau van de koersen van Cycling Vlaanderen dat van de nevenbonden met als gelukkigen zij die punten sprokkelen voor WestSprint”, merkt Vercouillie op. “Maar wat met de anderen: oprotten en wegwezen? Neen toch?! Goed dat de nevenbonden hen een alternatief bieden om op een ernstig niveau verder te sporten. De beteren daar kunnen overigens (her)aansluiten bij Cycling Vlaanderen.”

“Men zou meer een onderscheid moeten maken tussen de middenmoters, de subtoppers en de toppers met desnoods afzonderlijke koers”

Deelnemen belangrijker dan winnen? Essentiëler zul je bedoelen, net als het behalen van ereplaatsen. Elk individu is ijdel genoeg om liever zevende te worden in een bescheiden koers dan 41ste in een gequoteerde wedstrijd. De nivellering in de huidige wielerpelotons is zo enorm dat de achterdeur meer openstaat dan de voordeur. Dat zie je al tijdens de eerste ronde(n).

Dirk De Wolf deed ooit de gevleugelde uitspraak: “Het peloton demarreerde en ik kon niet volgen.” Dat kunnen er hem vandaag de dag velen nazeggen.