De wielersport blijft professor Wim Lagae héél na aan het hart liggen

Redactie KW

Wim Lagae, die nu in Temse woont maar zijn navelstreng met West-Vlaanderen (Lendelede) niet wenst door te knippen, is een eminentie als sportmarketeer aan de KU Leuven en gastprofessor aan UGent die zich verdiept in de economische facetten van de (wieler)sport en niet te beroerd is om af te glijden naar de basis, waarvan hij zowat 35 jaar geleden zelf deel van uitmaakte.

“Als tiener was ik geen topper en zelfs geen subtopper maar een betere middenmotor die bij de aspiranten avant la lettre en de nieuwelingen zijn enige twee overwinningen behaalde. Als junior kende ik mijn beste periode”, specificeert Wim. “Behalve zeven derde plaatsen werd ik tijdens de vroege lente van 1982 driemaal op een rij tweede: in Kuurne, toen nog een afwachtingscriterium, in Ichtegem en in Helkijn. Telkens draaide het uit op een spurt met vijf. Ik eindigde dat jaar – ik reed 65 koersen – 15 keer in de top vijf en 33 keer in de top tien. Ik was geen bolide, maar kon de koers wel goed lezen zodat ik eruit haalde wat erin zat. Eind september 1982 reed ik mijn laatste koers. De toenmalige liefhebbers leken mij te hoog gegrepen, ook al doordat ik als universitair niet voldoende tijd voor training zou kunnen uittrekken.”

Volledige triatlon

“Ondanks de lange academische weg die ik aflegde – vier jaar studeren in Antwerpen en zeven jaar assisteren en doctoreren in Leuven – bleef de koersfiets mij fascineren. Via tijdritten en koersen bij de OVWF stoomde ik me elke zomer op de parcours van mijn jeugd klaar voor een wedstrijd voor inwoners in Temse, die ik viermaal kon winnen.”

“De basis van ons jeugdwielrennen wordt smaller en dat zindert door naar de top. Jammer maar helaas”

“Na enkele deelnames aan de Monstertijdrit van Almere – een tijdrit over 123 km – vond ik via deelname aan het clubkampioenschap van de Izegemse triatlonclub en mijn triatlonneefjes Kasper en Korneel op mijn 50ste de weg naar triatlon. Leren openwaterzwemmen en blessurevrij lopen was een uitdaging. Ondertussen kon ik 23 triatlons op alle mogelijke afstanden afwerken en dankzij mijn langere looptrainingen finishen in de marathon van Antwerpen. Vorig jaar zwom, fietste en liep ik de volledige triatlon van Almere (54ste op 90 bij de 50- à 55-jarigen over 3,8 km zwemmen, 180 km fietsen en 42,195 km lopen, red.) en vooral de voorbereiding was uitdagend.”

De wielersport blijft professor Wim Lagae héél na aan het hart liggen

“In 2018 wil ik vooral blessurevrij kunnen genieten van drie sporten, want dat blijft onbetaalbaar”, blikt Wim vooruit. “Finishen in de halve triatlon van Leuven in mei over een sterk golvend fietstraject van 90 kilometer en de Ironman van Vichy (Frankrijk) eind augustus vormen mijn hoofdobjectieven. Op mijn stilaan als sporter gezegende leeftijd is langdurig sporten beter dan intensief. Niets moet en ik kan nu genieten van finishen in een wedstrijd. Koersen vond ik spannender, maar ook gevaarlijker, tactisch moeilijker en dus meer stresserend. Al blijf ik nog aan competitie verslaafd, nu is het toch meer om het gevecht met mezelf te doen en nu bijvoorbeeld een betere zwem- of looptijd te realiseren!”

Jeugdwielrennen

Ook nu blijft de basis hem beroeren: het afbladerend jeugdwielrennen ligt hem nog steeds na aan het hart. Wim Lagae maakt zich vooral grote zorgen over de veiligheid van renners. Hij ligt er soms letterlijk van wakker en breekt er zelfs een lans voor. “Basis daarvan is volgens mij investeren in veilige trainingsfaciliteiten als alternatieven voor de moordende openbare weg. Er worden nu al door clubs en renners oplossingen gezocht door meer in groep te trainen. Ook zou men zich moeten beroepen op vaste trainingsparcoursen, onder andere op industrieterreinen of langs jaagpaden ‘s avonds en tijdens de weekends, door een accurater gebruik van de zomerpistes… Eén en ander zou ook de kwaliteit van de trainingen ten goede komen. Op dat gebied zijn ze in Nederland zoveel beter af. Ik zie de evolutie van ons jeugdwielrennen: de basis wordt almaar smaller en dat zindert door naar de top. Jammer maar helaas.”

(Bernard Callens)