Waregems marathonicoon krijgt hulde in Slovakije

Auréle Vandendriessche (centraal) poseert met de trofee die hij vijftig jaar geleden in Kosice kreeg. Hij wordt geflankeerd door zoon Tony (r.) en Frederic Van Den Heede, die in Aurèles plaats naar de eerbetuiging in Slovakijke zullen afzakken. © HDV
Redactie KW

Het Waregemse marathonicoon Aurèle Vandendriessche (83) is geïnviteerd om vijftig jaar na zijn zege als eregenodigde de Kosice Peace Marathon bij te wonen.

Jarenlang gold Aurèle Vandendriessche als een van de te kloppen atleten in nationale en internationale marathons en op de grote kampioenschappen. Twee keer schreef hij de befaamde marathon van Boston op zijn naam, evenveel keer behaalde de naar Waregem uitgeweken Anzegemnaar zilver op het EK. Onder vrienden en kennissen dipt hij nog graag eens zijn ‘stoten’ op, maar een interview staat hij slechts heel zelden toe. En actes de présence op grote marathons die hij in het verleden won laat hij al helemaal aan zich voorbijgaan. “Ik heb die publiciteit niet nodig, dus heb ik ook de uitnodiging voor Kosice vriendelijk afgewimpeld.”

Vertel ons toch nog maar eens iets van die marathonzege in Slovakije.

Aurèle Vandendriessche : “Zou je geloven dat ik me daar nog amper iets van herinner ? Ik weet wel nog dat het een redelijk warme dag was en ik er onder meer de Europese kampioen Brian Kilby aftroefde. Op het moment dat hij demarreerde, begon ik te zingen. Het deed Kilby geen deugd om te horen hoe fris ik nog zat. Hij viel stil en ik verdapperde. Ik kwam met minuten voorsprong het stadion binnengelopen, waar Gaston Roelants een van de vele toeschouwers was die me opwachtten. (Toont foto’s van zijn entree, zie ook pagina hiernaast onderaan) Je merkt amper vermoeidheid op mijn gezicht, maar het was een façade van blijdschap omdat ik mijn courage maar één minuut meer moest rekken.” (lacht)

Nochtans was je trainingsdagen tot 70 kilometer gewoon.

Aurèle : “Veel lopers waren beter dan ik, maar niemand trainde zoveel. Ik stond elke dag om 4 uur op om al de nodige kilometers in de benen te hebben voor ik ging werken. Zo liep ik in de vroege morgen eens iemand omver op de weg tussen Wortegem en Nokere. Het stormde en het fietspad was niet verlicht. Plots botste ik keihard tegen een fietser, die zijn pet ver over het hoofd had getrokken omdat ze niet zou afwaaien. Het was echt kop tegen kop en hij belandde in de gracht. Ik heb die aanrijding lang gevoeld, hoor.”

Heb je ook niet ooit eens een fietsende vrouw in het donker de stuipen op het lijf gejaagd ?

Aurèle : “Zij reed naar haar werk, maar ik liep sneller dan zij kon fietsen. Opeens zag ze mijn schaduw in het licht van de straatlantaarns en zette ze een demarrage in die haar ketting deed kraken en piepen. Ik riep nog : Meiske, ge moet niet bang zijn, ‘t is ik maar !(lacht hartelijk)

Ik maakte Japanners wijs dat ik dagelijks honderd keer in een boom klauterde om mijn buikspieren te verstevigen

Ik las dat je zelfs rondjes rond de keukentafel liep als het echt geen weer was om een hond door te jagen.

Aurèle : “En wel een uur en drie kwartier lang als ik dat nodig vond, terwijl mijn vrouw nog boven lag te slapen. Om de zoveel tijd wisselde ik van richting om mijn spieren niet te eenzijdig te belasten. Ik duffelde me goed in en deed de kachel branden om nóg meer te zweten. Mocht ik door barslecht weer eens een training overgeslagen hebben, ik was niet naar de eerstvolgende wedstrijd durven te gaan. Ik zie die gasten (wijst naar Frederic aan de andere kant van de livingtafel, red.) altijd in blote benen lopen. Deed ik nooit, hoe extreem heet het ook was. Ik trainde meestal met twee broeken.” (lacht)

“Als ik echt niet kon lopen ik onderging immers acht operaties aan de voeten nam ik bij warm weer de fiets. Ik deed een jogging aan, een drietal truien, een dikke broek, een overjas en bond een dikke sjaal rond mijn nek. Tijdens een van die ritjes had ik een lekke band en belde ik aan een huis aan. Nog een geluk dat de bewoners mij kenden of ze zouden gedacht hebben dat ik recht uit een gekkenhuis was weggelopen.”

Echtgenote Lea : “Je moet niet al je stoten vertellen, hé !”

Aurèle : (onverstoord) “Na mijn zege in Boston was ik een van de grote favorieten voor winst in de olympische marathon van Tokio in 1964. Gevraagd naar mijn succesrecept maakte ik die Japanners wijs dat ik dagelijks wel honderd keer in een boom kroop om mijn buikspieren te verstevigen. Stond hier op een dag wel een tv-ploeg voor de deur zeker. Ik vond er niets beters op dan hen mee te nemen naar de Wortegemse bossen, waar ik effectief in een boom ben gekropen. Ze waren ermee weg !” (schaterlach)

Lea : “Misschien kopiëren ze zijn ‘trainingsmethode’ daar nu nog, wie weet…”

Aurèle : “Op de duur mócht ik niet meer verliezen en dan begin je gekke dingen te doen. Ik ging elke dag om 20 uur slapen, geen minuut later. Moet je eens proberen met een vrouw en drie kinderen. In die tijd hadden de mensen nog geen televisie en op mooie zomeravonden vertoefden ze buiten. De buren hielden het dan zo stil mogelijk, om mijn slaap niet te verstoren.”

Nu wordt er veelvuldig gedronken tijdens een marathon, wij hielden het bij enkele slokken halverwege

Terug naar je trainingsarbeid. Je hield er naar verluidt spartaanse methodes op na.

Aurèle : “Ik zie de huidige afstandslopers nog zelden op interval trainen. Weet je dat ik ooit eens honderd keer een 400 meter heb gelopen, telkens afgewisseld door 200 meter wandelen ? Julien, de bewaarder van het Regengoogstadion, heeft mij dikwijls vervloekt. Als ik kort na de middag arriveerde om op de piste te trainen, ging hij naar huis eten. Maar toen ik om 16 uur nóg aan het lopen was, riep hij : Als je niet gauw stopt, haal ik een hamer en sla ik je dood.

“Ik liep ‘s morgens gemakkelijk twee uur op mijn nuchtere maag, zonder ook maar een druppel te drinken. Eten ? Bezeten als ik was om niet boven mijn gewicht van 58 kilo te gaan had ik niet veel nodig. Ik at niet meer dan honderd gram filet d’anvers per dag. Het pakje dat ik meenam naar Boston, om enkele uren voor de marathon te verorberen, werd dan nog door de Amerikaanse douane in beslag genomen. Het waren heel andere tijden. Nu wordt er veelvuldig gedronken tijdens een marathon, wij hielden het bij enkele slokken halverwege. Dat brengt me bij een enorme stommiteit die ik beging in de olympische marathon van Rome in 1960, die ik eigenlijk niet kon verliezen.”

Vertel !

Aurèle : “Ik liet me door een Anzegemse dokter, een dorpsgenoot die zelf liep en het goed met mij meende, overhalen om een door hem bereid drankje in te nemen : een soep op basis van mergpijpen. Dat brouwsel zou mij zoveel kracht geven dat ik alle tegenstanders van mij zou afschudden en de gouden medaille voor het grijpen zou liggen. Wel moest ik alle drankposten opgesteld om de vijf kilometer negeren en aan kilometer 19 een zouttablet innemen. Hij zou me even verder opwachten met zijn soepje.”

Ik beging een enorme stommiteit in de olympische marathon van Rome in 1960

“In die fase van de wedstrijd lag ik met twee anderen afgescheiden aan de leiding : de Marokkaan Radhi en de op blote voeten lopende Ethiopiër Bikila. Ik stak de zouttablet in mijn mond, maar aan kilometer 20 was er niemand te bespeuren… Ook niet aan kilometer 25. Ik bleef alle andere dranken vermijden waardoor mijn mond compleet uitdroogde en het zout bijna uit mijn neus en ogen kwam. Ik hoopte nog dat hij er na 30 kilometer wel zou staan en toen ook dat niet het geval bleek, was ik zodanig van mijn melk dat ik uit koers stapte. Pas later vernam ik dat de dokter door de grote drukte op het parcours was tegengehouden door de Italiaanse politie.”

Als ik het zo hoor zouden de Slovaakse atletiekliefhebbers volgende week aan je lippen hangen, mocht je toch naar Kosice afzakken.

Aurèle : “Wat kan ik daar gaan doen ? Doorgaans spreek ik nooit nog over mijn loopcarrière. Je zult in mijn huis ook geen foto’s uit die periode aantreffen, omdat ik het als een afgesloten hoofdstuk beschouw. Ik weigerde in 1996 ook naar Boston af te zakken om het 100-jarige bestaan van die marathon te vieren, al was het op kosten van de organisatie. De meeste mensen die ik er leerde kennen zijn inmiddels overleden. En ik kan geen grote afstanden meer wandelen omdat mijn voeten volledig kapot zijn. De dokters hebben ooit alles tot op het bot weggesneden, maar omdat ik absoluut wou trainen, sneed ik de hiel uit mijn loopschoen en propte ik watten onder de wreef, zodat mijn hiel boven de grond hing. Zo trainde ik weken aan een stuk, nu en dan met een inspuiting, tot de hielpees het begaf.”

Zoon Tony : “Onlangs werd in de Kerkstraat in Anzegem een naamplaat aan zijn geboortehuis onthuld, maar zelfs daar wou hij niet naartoe.”

Aurèlé : “Kan je nu geloven dat ze daar speciaal voor mij een koperen plaat hebben gehangen ? Ik ben verdorie vijftig jaar uit Anzegem weg ! Straks plaatsen ze mij nog op gelijke hoogte van Stijn Streuvels en Pater Damiaan, die pas na hun dood alle eer kregen. Mochten ze zo’n bord hangen aan de stal in Betlehem waar Christus geboren is, ik zou het nog begrijpen, maar voor mij…” (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier