Wanneer wordt een bezorgde huisvader een paniekzaaier?

Marc Vanden Bussche, burgemeester van Koksijde. © EDK
Frederik Jaques
Frederik Jaques Webredacteur

Een open brief aan Marc Vanden Bussche, burgemeester van Koksijde.

Beste heer burgemeester, beste Marc,

Ik ken u niet persoonlijk. Maar aangezien u het tot burgervader van een kustgemeente hebt geschopt zult u wel een man met merites zijn. Misschien is de stijl van licht hyperventilerend staan molenwieken al altijd – en met succes – de uwe geweest, misschien ook niet. Elke vogel zingt zoals hij gebekt is en de ene mens zet zijn woorden al wat sneller in het vet of in grote hoofdletters dan een andere. Wat ‘not amused’ of ‘misnoegd’ heet bij de ene bezadigde politicus, wordt door een iets scherper formulerende collega als ‘woest’ of ‘verontwaardigd’ omschreven. Het is uw volste recht. En ik zal u geen geheimen vertellen als ik u zeg dat de media liever zulke cassante quotes op een schoteltje gepresenteerd krijgen dan een afgeborsteld, langs de censuurcommissie en het marketingbureau gepasseerd sec persbericht waar alle scherpe kantjes van af zijn geschaafd.

Ik kan me voorstellen dat u het als burgemeester uw verdomde plicht vindt om op de barricades te gaan staan als dat nodig is. De rechten van uw kiezers – sorry, uw inwoners – moeten verdedigd worden, desnoods met hand en tand als dat moet. Ook dat is nobel en lovenswaardig. En – waarmee ik niet gezegd wil hebben dat u het net daarom zo overtuigd doet – het maakt u uiteraard ook in één moeite sympathiek bij uw bevolking.

Toch stel ik me de vraag of een houding van verontwaardiging en afkeer de beste is als het over mensen gaat. Ja, natuurlijk hebben de inwoners van Koksijde hun rechten en mogen zij gehoord worden, maar het zou spijtig zijn als we de doorsnee vluchteling – want daarover gaat deze open brief van mijzelf aan u – voortdurend als een lijdend voorwerp zouden opvoeren. Als ‘iets’ dat als dikke klodders olie op het strand komt aangespoeld en waarbij we de neus ophalen als we er bijna met onze blote voeten zijn in getrapt.

We weten intussen hoe extreem gevoelig de hele problematiek ligt. We zien hoe jarenlange zogenaamde Facebookvrienden elkaar plots virtueel in de haren vliegen, in oeverloze discussies en scheldpartijen verzanden en elkaar zonodig zelfs gaan defrienden. We zien hoe de situatie koren op de molen is voor partijen die het minder goed voor hebben met het begrip ‘vreemdeling’. We lezen hoe indianenverhalen eigen levens gaan leiden en door opportunisten met plezier uit hun context worden getrokken. Ik kan alleen maar met een zekere tristesse vaststellen dat de situatie niet explosief was, maar wij die met onze attitude van een drama queen wel van een lont voorzien. Het is een opluchting om de resultaten van een recente rondvraag onder ogen te krijgen: 15 procent van de Vlaming vindt dat de vluchtelingen stante pede ons land uit moeten, 70 procent vindt dat ze hier mogen blijven tot de oorlog in hun land voorbij is, en nog eens 15 procent wil hen hier volledig laten integreren en inzetten op de arbeidsmarkt. Met andere woorden: die stemmingmakerij komt van een kleine minderheid. Alleen spijtig dat die het meeste lawaai kan maken.

Dat de Vlaming van om de hoek en de Belg van bij de bakker zich verliezen in makkelijke gemeenplaatsen, het zij zo. Maar van iemand die een officiële functie bekleedt, zou ik enige sereniteit geen slecht idee vinden. Het staat u vrij om het niet eens te zijn met de werkwijze van Fedasil, te foeteren dat u het geval van tbc-besmetting via een omweg moest vernemen en te verkondigen dat nog eens zoveel extra vluchtelingen zeker niet welkom zijn in Koksijde, nu het tbc-verhaal is opgedoken. Het is niemand verboden het debat vrank en vrij in de media te voeren in plaats van in alle kalmte tussen beide partijen – en daarvoor het geweer te laden met de harde taal van verontwaardiging. Het staat u allemaal volledig vrij, maar u bewijst er volgens mij niemand een echte dienst mee.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier