“Laat een dronkaard mijn kleinkind omvermaaien en ik ben de eerste om zijn vel te eisen”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan, dit keer in de Lange Munte in Lendelede.

In april zal het 37 jaar zijn dat Lieve achter de toog van ‘De Lange Munte’ staat. Ze herinnert zich nog dat de pintjes toen 18 frank kostten. Ze was toen 24 en een eigen café hebben was een droom die werkelijkheid werd. “Geen wonder,” zegt één van de klanten, “je vader was biervoerder, het zat in je bloed.” Zijn maat giechelt : “Bier in het bloed, ja, dat is een goeie.”

Wat er veranderd is sinds die tijd? “Het is moeilijker geworden. De mensen drinken niet meer zoveel. Vooral de jeugd consumeert minder.” Sam Louwyck toch niet, mengt iemand zich.” Ze haalt haar schouders op. “Ik begrijp de woedende reacties op zijn uitspraken van mensen die hun kind verloren zijn door dronken chauffeurs. Mocht iemand hier beschonken buitenkomen, en mijn kleinkind omvermaaien, ik zou de eerste zijn om zijn vel te eisen.”

Eventjes is ze stil en dan gaat ze verder met haar opsomming van de zeven verschillen met vroeger. “Destijds was op café gaan alleen voor mannen en nu gaan de vrouwen mee. En ze hebben gelijk,” zegt ze. Als ik iets later verneem dat ze in de loop van haar caféjaren van man gewisseld is, merk ik op : “Nog een verschil met vroeger.” Haar reactie is kordaat : “Dat is privé, in tegenstelling tot wat velen dachten. Zo gaat dat als je café houdt. Maar intussen is ook dat gelukkig al heel oud nieuws.”

Haar nieuwe man was destijds ook al niet meer zo nieuw. Een stuk ouder dan zij, dertien jaar om precies te zijn. Hij staat niet graag achter de toog, maar zit wel graag zijn lieve vrouw Lieve te bewonderen. “Het is niet dat hij geen handje toesteekt als het druk is, maar het is niet zijn ding. Pas op, hij heeft vorig jaar samen met mij het hele café opgekalefaterd. Dat is nog iets wat veranderd is. We kwamen uit vakantie en we zeiden : zouden we dat hier niet eens opfrissen?”

“Destijds was op café gaan alleen voor mannen en nu gaan de vrouwen mee. En ze hebben gelijk”

En ze hebben het helemaal onder handen genomen. Misschien is het authentieke er daardoor wat uit. De dingen moeten soms wat schots en scheef zijn om hun karakter te behouden. “Ik ben zelf authentiek genoeg gebleven,” lacht Lieve. Ze lacht veel. Soms met het nodige gebulder. En nog vaker verheft ze haar stem. Ze kan ‘leven’ maken. Op zijn West-Vlaams : lawaai. “Nog een reden waarom ze voor het caféleven geboren is : het was dat of de markten,” aldus nog diezelfde trouwe klant. Hij is er altijd op vrijdag. Om te kaarten. Maar nu hebben twee van zijn makkers het laten afweten. “Zo gaat dat op café : je ziet altijd dezelfde gezichten en van velen kan ik precies zeggen wanneer ze hier zullen binnenvallen,” wijdt Lieve me verder in, in de geheimen van het caféleven.

En dan valt een oude tractor stil voor de deur. Die had ze niet zien aankomen. De man in het zadel betreedt het café met een tred van de boer die van zijn land komt. Hij heeft een kamervullende persoonlijkheid. En een naam waar een verhalenverteller achter schuilt : Joost Vandecasteele. Niet de schrijver. Wel de zoon van een boer. Zijn broer boert nog.

Maar hij is zijn hele leven chauffeur geweest. Van de eerste minister, pols ik. Omdat hij iets voornaams uitstraalt. Hij heeft een hoofd dat een mooie buste zou opleveren. Alsof hij gebeeldhouwd is en niet in bed gemaakt. Zijn helblauwe ogen verlichten ‘De Lange Munte’. “Nee, ik heb mijn hele leven met varkens gereden”, zegt hij. Zijn stem is al even verlichtend als zijn ogen. “Dan toch chauffeur geweest van de eerste minister,” pikt iemand in. Caféhumor.

“Hij staat niet graag achter de toog, maar zit wel graag zijn lieve vrouw Lieve te bewonderen”

“Ik ga je zeggen hé, de foto’s van die varkens in die slachterij in Spanje, deden me pijn om ze aan te kijken. Want met hoeveel gruwelfoto’s men ook uitpakt, al wie in het vlees zit, weet dat zulke mistoestanden uitzonderingen zijn. Een varken dat je boos maakt, bloedt niet mooi uit en het vlees is niet mals. Hoe beter je een beest behandelt, hoe beter het vlees.”

Joost mag het weten en Joost weet het ook. En hij deelt zijn meningen en gedachten graag met een ander. En iedereen hangt aan zijn lippen. Hij is zo’n mens die gemaakt is om naar te luisteren. Als het over veranderingen gaat, zegt hij : “Alles wordt beter. Kijk naar de werken in Izegem en Ingelmunster. Dat zijn verbeteringen. Alles verandert. En je moet mee. Mee met je tijd. Een andere keuze is er niet.”

Zijn mijmeringen zetten me ook aan het denken : Misschien dat ouderen daarom minder meekunnen met de tijd. Omdat met ouder worden de tijd alsmaar sneller gaat. Joost raadt mijn gedachten. “Ik kan mee,” zegt hij. Hij neemt nog een laatste slok en haast zijn naar buiten, waar hij zijn oude Wesseler in gang zwengelt en het zwaailicht opzet : “Hoeveel paarden is dat machientje? 45?,” raadt een toeschouwer. “12,” zegt Joost. “Dat is gelijk aan 45 pony’s”, vul ik aan. “En een ezel die eropzit,” schatert Joost. En hij verdwijnt zwaaiend naar Ingelmunster. Alleen op café bestaan zulke mensen.