Joanie de Rijke: “Wie zich aansluit bij IS, kan je enkel als terrorist beschouwen”

Joanie de Rijke: "Ik kan met de hand op het hart zeggen: het went nooit." © Maxime Petit
Axel Vandenheede

Ze werd eind 2008 ontvoerd door de Taliban in Afghanistan, vorig jaar in Libië schoot IS haar goede vriend/fotograaf Jeroen Oerlemans dood. Het zijn twee heftige gebeurtenissen die Joanie de Rijke, oorlogsjournaliste bij onder andere Knack, aan het denken hebben gezet. “Ik zal oorlogsverhalen blijven schrijven”, zegt de Nederlandse die al anderhalf jaar in Wevelgem woont. “Maar niet meer alleen dat: er zijn zoveel positieve verhalen die het verdienen om óók neergepend te worden.” Een monoloog over overleven, gruwel en verwerking.

“Als kind was ik al begeesterd door schrijven, het was echt mijn jeugdliefde. Ik heb in mijn kinderjaren gedichten en toneelstukken geschreven, ik wou auteur worden. Maar toen ik ouder was, wou ik journalist worden. Daarom ben ik naar de School voor Journalistiek getrokken. Ik had al gauw een pak werk als journaliste en een paar jaar later verhuisde ik naar West-Vlaanderen.”

Als journaliste heb ik, denk ik, alles gedaan: verslaggeving van lokaal nieuws, artikels schrijven voor nationale media, werken voor zowel vrouwen- als vrouwenbladen (onder meer Revu, Flair en P-Magazine, red.). Bij die bladen ben ik almaar meer over buitenlandse onderwerpen gaan schrijven. Over een waaier aan onderwerpen trouwens.”

-17 graden

“De specialisatie oorlogsjournalistiek is pas later gekomen. Ik ben daar eigenlijk als het ware in gerold. Aanleiding was een eindejaarsbezoek in 2006 van een hoge pief van het Belgische leger aan de troepen die in Afghanistan waren gelegen. Een aantal journalisten mocht mee en ik was een van hen. In Afghanistan was het bitter koud, min 17 graden Celsius of zo, en er lag een pak sneeuw. Maar het werd een leuke overgang van oud naar nieuw. De dag nadien ben ik gaan wandelen op de basis waar we zaten. Door de omheining – we mochten de basis niet verlaten – ben ik beginnen te kijken naar de mensen die daar woonden en ik werd enorm nieuwsgierig naar hun verhalen.”

“In 2006, 2007 was het daar volle bak oorlog en trokken er veel journalisten naar daar. Normaal ook, want de oorlog daar was brandend actueel, er moest daarover bericht worden. Een aantal van die journalisten heb ik de voorbije jaren vaak teruggezien. We werken dan samen, helpen elkaar. Dat kan best omdat je uit verschillende landen komt en geen directe concurrenten bent. Al geef je een nieuwsfeit natuurlijk ook niet zomaar prijs.”

“Het overlijden van mijn moeder vorig jaar was voor mij lastiger dan die ontvoering”

“Toen tien Franse paracommando’s in augustus 2008 vermoord werden door de Taliban, was Europa in shock. Ikzelf heb toen via via het aanbod gekregen om te gaan spreken met de commandant van de troepen die de Franse militairen had vermoord. Ik heb daar lang over nagedacht en uiteindelijk toegestemd. Vóór mij waren er bij die commandant al een journaliste en fotograaf langs geweest en die hadden geen problemen gehad.”

“Ik ben alleen gegaan, maar had minder geluk. Ze hebben mij zes dagen lang vastgehouden. In die periode ging er maar één ding door mijn hoofd: ik moet zien te overleven. Dat is me gelukt. Natuurlijk had ik achteraf tijd nodig om alles te verwerken, maar ik heb altijd geweigerd om het slachtoffer uit te hangen. Ik moest door die moeilijke periode heen zien te raken. Achteraf bekeken ben ik daar sterker uitgekomen, ik heb er kracht uit geput. Ik kreeg al de vraag of dit de zwaarste periode uit mijn leven was en dat is het niet: vorig jaar is mijn moeder gestorven en dat vond ik moeilijker om dragen.”

“Empathie voor mijn ontvoerders heb ik nooit gehad. Kort na mijn ontvoering is een aantal van hen doodgeschoten en ik kan daarover alleen maar zeggen dat zo gerechtigheid is geschied. Wie zich aansluit bij IS, de Taliban of Al Qaeda kan alleen maar als terrorist worden beschouwd. Ik heb echt geen goed woord over voor hen.”

Bloemen voor Jeroen

“Als oorlogsjournalist zie je enorm veel gruwel. Maar ik kan je met de hand op het hart zeggen: het went nooit. Als dat wél zo zou zijn, dan zou ik er meteen mee stoppen. Ruïnes, lijken, bloed…: ik ben alles door de jaren heen zelfs scherper gaan zien. Maar je mag je niet laten meeslepen, je moet een journalistieke afstand bewaren. Want je moet objectief blijven. Veel mensen met wie je spreekt zullen oprecht vertellen over hun leed, maar er zijn er ook altijd die liegen uit schrik voor represailles. Daar moet je je echt van bewust zijn.”

Joanie de Rijke
Joanie de Rijke© Maxime Petit

“Als je naar een oorlogsgebied trekt, ga je als journalist niet mee met de terroristen zoals die van Islamitische Staat of Al Qaeda. Dat spreekt voor zich. Het is dan altijd opletten: zij kunnen op een paar honderd meter van je af zitten, maar ook op slechts enkele meter. Toen ik kort geleden in Mosul (Irak, red.) was, was die stad grotendeels bevrijd door het Iraakse leger. Maar in de binnenstad werd wel nog gevochten. Dan ga je daar naartoe in het spoor van het Iraakse leger en is het voortdurend opletten voor IS. Die groepering ziet journalisten ook als vijanden. Vroeger werd een journalist vaker als neutraal beschouwd, tegenwoordig zijn verslaggevers evengoed een doelwit.”

“Vorig jaar in oktober was ik met fotograaf Jeroen Oerlemans op pad in Sirte, Libië. Toen hij de straat overstak, schoot een sluipschutter van IS hem dood. Hij droeg een kogelwerende vest, maar werd geraakt net onder de oksel, een plek die zo’n vest niet afdekt. Zijn dood heeft me enorm getroffen. We werkten al enkele jaren samen, waren zelfs maten. Eens terug thuis besloot ik om rust te nemen, zodat ik zijn dood kon verwerken. Maar amper enkele weken later werd een offensief opgestart om IS uit Mosul te verdrijven. Ik ben toen toch naar daar gegaan, heb twee reportages gemaakt en ben toen teruggekeerd naar België. Ik kon het niet aan. Daarom heb ik toen een lange periode van rust genomen.”

“Islamitische Staat ziet ook journalisten als vijanden. Een groot verschil met de Taliban, die een woordvoerder hadden”

“Begin vorige maand ben ik teruggekeerd naar Sirte om één jaar na Jeroens dood bloemen neer te leggen op de plaats waar hij stierf. Ik heb toen ook een verhaal geschreven over de zin en onzin van oorlog. Daarbij was het heel moeilijk om een oordeel te vellen. Intussen is Sirte bevrijd van die terroristen… Al gaat dat niet zonder slag of stoot. Er zijn rond de stad veel checkpoints, want IS zit vlakbij. En soms overvalt die groepering die checkpoints, waarbij ze de bewakers onthoofden. Dat zijn mannen die ook een vrouw of kinderen hebben.”

Nachtmerries

“Ik maakte als journaliste al veel mee. Ik versloeg oorlogen, was te gast bij de kannibalenstam Aghori in India… Maar als ik één heftige reportage moet uitkiezen, is dat de verslaggeving in Aleppo bij het begin van de oorlog daar. De hardheid, het menselijke leed: het was vele malen erger. Als je zulke erge dingen meemaakt, kan je bij je thuiskomst niet zomaar de knop omdraaien. Je moet alles verwerken. Ikzelf heb dan nachtmerries. Praten met familie, vrienden… helpt enorm bij de verwerking, net als schrijven. Dat is wat militairen soms aanklagen wanneer ze terugkeren van een oorlogsmissie: ze worden bedankt voor de gedane inspanningen en dat is het dan. Terwijl ook zij alle gebeurtenissen nog moeten verwerken en daarbij hulp kunnen gebruiken.”

Joanie de Rijke
Joanie de Rijke© Maxime Petit

“Aan stoppen met oorlogsjournalistiek heb ik nog nooit gedacht, daarvoor is dit soort berichtgeving te interessant. Het heeft me wél doen inzien dat ook positieve verhalen het verdienen om verspreid te worden. Daarom ben ik met de website www.tellingtales.be begonnen. Ik schrijf verhalen over familiale bedrijven, ik pen levensverhalen neer… Door dat te doen heb ik een evenwicht gevonden.”

“Vlaanderen is mijn thuis geworden”

Joanie de Rijke woont intussen anderhalf jaar in Wevelgem, samen met Brecht Surmont. Met Vizies runnen ze een bedrijf dat gespecialiseerd is in mediatraining. Brecht Surmont (53) heeft met Hoedini (bedrijfs- en promofilms) nog een tweede zaak. Uit een vorige relatie heeft Joanie twee kinderen.

Ze werd geboren in Dordrecht, de oudste stad van Nederland. “Ik groeide ook op in die regio, maar nu woon ik al 20 jaar in België, meer bepaald in West-Vlaanderen. Door de liefde belandde ik in Brugge, waar ik meer dan 18 jaar woonde. Intussen heeft die liefde dus plaats gemaakt voor een nieuwe liefde in Wevelgem.”

“Op papier ben ik nog Nederlandse, maar in mijn thuisland beschouwen ze mij als halve Belg. Ik moet zeggen dat ik mij in België ook echt thuis voel. Behalve als er in de sport een wedstrijd tussen Nederland en België op het programma staat: dan supporter ik voor mijn geboorteland. Ook mijn kinderen trouwens: ze spreken West-Vlaams en hebben geen nauwe band met Nederland, maar kiezen wel de kant van Oranje. Ikzelf begrijp intussen het dialect, maar het spreken…”

“Ik ben geen stadsmens, maar hou van de rust. Ik ga vaak op reis voor mijn werk en dan wil ik thuis tot rust komen. In Wevelgem kan dat. Deze gemeente is niet te vergelijken met Brugge, het zijn twee verschillende werelden. Hoewel ik heel lang in Brugge woonde, heb ik het veel meer voor Wevelgem. Brugge is zowat het Bokrijk van West-Vlaanderen, niet?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier