“Je weet nooit wat de dag zal brengen”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan, deze keer in ‘t Kloefke in Hulste.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Zoals je naar een dierentuin gaat als je dieren wilt bekijken, kan je in de cafés terecht om ongestoord mensen te begluren. Het is zaterdagnamiddag en ik heb zin om mensen te zien die ik niet ken. Kronkelende, smalle weggetjes leiden me naar het gezellige dorpsplein van Hulste, zo knus dat het zelfs warm aanvoelt in de koude. Twee cafeetjes liggen er op me te wachten: ‘t Oud Gemeentehuis en ‘t Kloefke. Ik heb dorst naar beide, maar mijn benen stappen naar het tweede. En ik zit meteen goed.

Ariane, de dame achter de toog, heeft charme in overvloed, een lach waar het kleine café van oplicht en een balkon die veel verder komt dan haar neus lang is. Ze verklapt me dat ze eigenlijk de “meewerkende echtgenote” is, dat ze 25 jaar een kapsalon heeft gehad, maar dat ze niet langer coifferen en tappen kon combineren. Haar man Dieter ligt nog in bed. “Hij heeft vanmorgen pas om vijf uur gesloten.”

Nu is het kalm, maar kom om 1 uur vannacht en het café is volgepakt

Ik herhaal: “Vijf uur?”, en in mijn intonatie hoort ze de vraag. “Nu is het kalm, maar kom om 1 uur vannacht en het café is volgepakt. Soms zijn het lange dagen, maar ik doe het graag. Mijn moeder heeft veertig jaar café gehouden, hier wat verderop, ‘t Oud Gemeentehuis.” Ik wijs naar het café op de hoek en Ariane knikt van ja. “Toen zij er mee stopte, zeiden veel mensen dat ik het moest overnemen. Maar dat is een café met een zaal en zo, en je moet dan al met personeel gaan werken. ‘t Kloefke is klein, maar fijn. We kunnen het met zijn tweetjes doen.”

Ariane is nog net aan het vertellen dat “één van de leuke facetten van het caféleven is dat je nooit weet wat de dag gaat brengen” wanneer de deur opengaat en Georges binnenrolt. Een man in wielerrennersplunje die in Oeselgem vertrokken is. Een open boek op de fiets. “Nee, ik ben hier nog nooit geweest”, zegt hij.

Alles valt in het kleine café stil als hij zijn grote mond open doet. Meer dan wat plek voor een toog en een half dozijn tafeltjes met een paar stoelen is er niet. Lukske, de oude man die er wel vaker van een glas limonade zit te genieten sinds hij zijn vrouw verloren is, zegt sowieso al niet veel.

‘t Kloefke is klein, maar fijn

En zelfs Kathleen, een dame die een man mee heeft maar haar tanden heeft thuis gelaten, staakt haar ode aan Hulste, ‘het dorp van mijn hart’, wanneer Georges met zijn klok van een stem en zijn gekke bekken de aandacht opeist. Hij is 66, zegt ie. Heeft twee dochters, “één van 43 en één van 42 en nog een zoon, een achterkomertje, van 11 jaar jonger. Al kan het zijn dat de andere twee gewoon veel voor waren in plaats van dat hij zoveel achterkwam.”

George kan geen twee zinnen uitspreken zonder ze met een met een kwinkslag of een mop af te wisselen. “Ik ben een clown. Dat heb ik van mijn grootvader, die nog aan de IJzer gevochten heeft in 14-18. Hij heeft er een trauma aan overgehouden en levenslange gezondheidsproblemen, door het gas.”

Met andere woorden, de grootvader had wel een excuus voor zijn flauwe moppen. Aan de drank is het niet te wijten, Georges drinkt alleen water. Plots haalt hij een duur mondharmonica boven. “Soms stop ik aan een kerk om er wat muziek te maken”, zegt hij. Even warmt hij op en dan herkennen we ‘Daar bij het kleine café aan de haven’ en ‘Mona Lisa’. Wanneer hij iets meer uptempo gaat, grijpt Kathleen haar partner vast en zet de dans in. Georges vertelt dat hij nog drummer is geweest bij Lester en Denwood, “en ik heb nog getoerd met Ruth McKenny, zelfs met Ann Christy en Samantha heb ik opgetreden.”

Rhino, trek je broek en je hemd aan

En dan stormt opeens Rhino binnen, zoals in rhinocéros, Frans voor neushoorn. Toepasselijker kan een naam niet zijn. Een geweldenaar die al vijf dagen aan het feesten is. “Uit liefdesverdriet”, verklapt iemand me. “Het is recent gedaan met zijn lief en hij tracht die realiteit weg te spoelen.”

Hij wil Joe Cocker horen. Het liedje van ‘Leave your hat on’. En prompt begint hij zijn kleren uit te gooien. Een stripnummertje. Zijn gebronseerde huid – hij vierde kerst in Egypte – geilt Kathleen op en ze helpt de man uit zijn broek. Intussen is Dieter wakker en je ziet aan zijn mimiek dat hij niet goed weet wat hij van het tafereel moet denken.”Rhino, trek je broek en je hemd aan”, zegt ie kordaat met een lichte glimlach op de lippen.

Als de man weer in zijn kleren zit, doet Dieter zijn verhaal: “‘t Kloefke was altijd mijn stamcafé. Ik was bouwvakker, maar door een werkongeval zat ik enkele maanden thuis en toen was plots het café over te nemen. Ik heb het er op gewaagd en het heeft me nog geen seconde gespeten.” Intussen doet hij het drie jaar. Hij is 37. Ariane vliegt hem om de nek en kust hem op de wang. “En hele dagen kunnen samenwerken met mijn vrouwtje, niets is zaliger.” Het is al donker als Georges zijn fiets weer op wipt. “Nog 45 minuten rijden”, zegt hij. Hij zingt van ‘Meisjes zijn van het mooist op aard…’ en verdwijnt in de nacht.