“Geen makkelijk, maar wel een mooi beroep”

Dr. Marc Goethals: "Bredene telt meer inwoners dan toen ik begon, maar minder huisartsen." (Foto HH)
Hannes Hosten

In Bredene laat het huisartsentekort zich sterk voelen. Nieuwe artsen die zich er vestigen, krijgen zelfs een premie van de overheid. Dr. Marc Goethals (61), die zelf 37 jaren dienst op de teller heeft, bevestigt. “Toen ik begon, telde Bredene 13.500 inwoners. Nu zijn er 17.500. Maar we moeten het met minder huisartsen doen.”

Deze reportage maakt deel uit van ons ‘Dossier Huisartsentekort’.

“Omdat er te veel huisartsen waren, werd ooit de toelatingsproef ingevoerd. Vandaag loopt een welles-nietesspelletje over de vraag of er dokters genoeg zijn of niet. Het is in elk geval niet de perceptie”, vindt Marc Goethals, die verbonden is aan de huisartsenpraktijk Groenendijk. Daar werken vier artsen, onder wie één assistent in opleiding. “Maar die blijft”, zegt Marc, met opluchting in de stem. “Vanaf oktober werken wij dan ook met vier vaste artsen en één nieuwe assistent in opleiding.”

“Vroeger te veel”

“Mijn vrouw is ook arts. Ik heb het geluk gehad dat we samen konden starten”, vertelt dr. Goethals. “Mijn vrouw is sinds twee jaar met pensioen, maar doet nog altijd haar consultaties in de Colruyt.” (lacht)

“Toen ik startte, waren er te veel dokters. Toen moest je in het wachtgebied Oostende-Bredene niet van wacht zijn als je niet wou”, schetst dr. Goethals de evolutie. “Vandaag moet iedereen wacht lopen, ook de 60-plussers, maar veel minder dan de jongere artsen. Ook de vervrouwelijking van het beroep speelt een rol. De dames doen het heel goed, maar willen tot spijt van de dolle mina’s die het benijden wel meer me-time en tijd voor het gezin.”

“Jonge artsen komen doorgaans niet graag naar de kust”

“De inhoud van ons beroep is ook totaal veranderd. Vroeger gingen de mensen maar naar de dokters als ze echt ziek waren. Vandaag doen ze dat veel meer preventief. Op zich een evolutie die toe te juichen valt, maar het moet ook gedragen zijn door het publiek. Als een relatief gezonde mens op preventief onderzoek komt, terwijl de buurman net een hartinfarct krijgt, dan is dat wel dringender. En toch ben ik blij als ik mensen zie rondlopen bij wie ik de kwaal op tijd gevonden heb en die ik tijdig heb kunnen helpen. Ik vind dit nog altijd geen gemakkelijk, maar een mooi beroep.”

“Mensen gingen vroeger minder frequent naar de dokter dan nu. Nu komen ze meer, maar ze zijn niet altijd adequaat geïnformeerd. Hoeveel voeten heeft het niet in de aarde om de patiënten minder antibiotica te laten gebruiken. Akkoord, de dokters moeten er ook minder voorschrijven. Maar toch. Zo worden er ook te veel foto’s gemaakt en trekken we te veel bloed. Dat kan toch geen kwaad, zeggen de mensen dan. Nee, maar het kost wel een bom geld en er gaat ook veel tijd verloren.”

“Rit uitrijden”

“Wij hebben veel geluk gehad met de jonge artsen die ons zijn komen versterken. Ze zijn allemaal van de streek en we werken heel goed samen. Maar ik heb niet de indruk dat ze voor die premie van 20.000 euro naar hier zijn gekomen. Jonge artsen komen niet graag naar de kust. Wij hebben een slechte reputatie met ons hoge aantal oudere mensen. Die vragen heel veel zorg. Huisbezoeken doen wij minder dan vroeger, maar bij een 80-plusser die het zijn hele leven fair gespeeld heeft, gaan we zelf wel langs als dat nodig is.”

“Zelf doe ik intussen minder uren dan 20 jaar geleden. Je voelt toch dat je met ouder worden trager gaat draaien. Als ik gezond blijf, zou ik de rit graag uitrijden tot mijn 65ste. Ik doe dit nog altijd graag, alleen heb ik soms wat hartzeer dat ik maar weinig tijd had voor onze twee kinderen. Maar zelf voelen ze dat niet zo aan. ‘Pa, je was er toch als wij thuis waren?’, zeggen ze dan. Geen van beiden is zelf huisarts geworden. Maar je moet doen wat je graag doet hé.”