Duivels dorp keert niet terug op Schouwburgplein

Duizenden supporters volgden de voetbalkampioenschappen op het grote scherm op het Schouwburgplein. © JVGK
Redactie KW

Het WK-dorp kan komende zomer niet op het Schouwburgplein terecht, daarom zoekt organisator Kurt Goethals samen met het stadsbestuur naar een alternatief. “Als we het Duivels dorp niet in het centrum kunnen opbouwen, trek ik de stekker eruit”, zegt hij.

Volgende zomer doen onze Rode Duivels opnieuw een gooi naar de wereldtitel, ditmaal in Rusland. De wedstrijden van onze nationale ploeg zijn zoals gewoonlijk op veel plaatsen in de regio te volgen. Ook in Kortrijk, al zal dat volgens organisator Kurt Goethals van NoNonsense toch vooral afhangen van het stadsbestuur. “Op het Schouwburgplein kunnen we niet meer terecht. Er zijn te veel andere evenementen in die periode, en we moeten er rekening houden met de maandagmarkt”, zegt hij.

“Ik heb niet per se problemen met die verhuizing, maar ik stel wel mijn eisen. Ik wil sowieso in het centrum van Kortrijk blijven. Eerder al werd geopperd naar Evolis of Kortrijk Xpo te verhuizen, maar voor mij is dat absoluut geen optie. De organisatie van Duivels Kortrijk kost 80.000 euro, ik kan het mij niet permitteren dat er weinig volk afkomt. De enige waardige, alternatieve locatie is het Nelson Mandelaplein op Kortrijk Weide. Kan het WK-dorp daar niet komen, dan trek ik de stekker eruit. Ik wil geen financieel fiasco.”

Uitbreiden

Het Schouwburgplein lokte het afgelopen WK en EK telkens duizenden supporters. “We moesten op politiebevel zelfs de site afsluiten”, zegt Goethals. “Op het Nelson Mandelaplein is een uitbreiding mogelijk van 4.000 naar 5.000 toeschouwers, misschien zelfs meer.” De Kortrijkse organisator hoopt snel antwoord te krijgen zodat hij zijn voorbereidingen kan voortzetten. “Ik heb nog geen officiële bevestiging gekregen, maar hoor positieve signalen. Ik heb er alle vertrouwen in dat bij het stadsbestuur het gezond verstand zal zegevieren. Een WK-dorp brengt uiteindelijk toch een zekere ambiance in de stad.”

(Nikita Vindevogel)