“De eerste school ooit van Maputo startte bovenop een vuilnisbelt”

Tine Lievens
Tine Lievens Met ontwikkelingshulp op reis door Mozambique

Op 18 januari zijn Kortemarkenaars Roger Leyn, Tine Lievens, Godfried Deprez, Lies Pattyn, Franky Mommerency, Magda Clauw en Patrick Vandermeersch van de vzw OOkunst afgereisd richting Mozambique waar ze het weeshuis Maputo gaan bezoeken. Naast onder andere de jaarlijkse organisatie van de Kunstroute heeft de vzw ook aandacht voor sociale projecten. Tine Lievens brengt voor KW.be verslag uit van ter plaatse.

Het weeshuis Arco Iris, wat betekent regenboog, is een flink ommuurd dorp. Je komt er enkel binnen via de poort met een bewaker die zorgvuldig registreert wie er komt en gaat. Er is een receptie en administratief centrum. Momenteel is het hier nog vakantie. We rijden langs de verzorgde klaslokalen met aangelegd tuintje, de huizen waar 250 kinderen – 20 procent blijkt besmet met HIV – wonen met hun begeleidster, een kerk, een technisch atelier waar reparaties worden uitgevoerd, een vrij ruime parking… en het gastenverblijf waar wij worden ondergebracht.

We blijken er niet de enige gasten te zijn. Een jong koppel uit Marseille en een Amerikaan zijn er net als wij voor een paar dagen te gast. Onze kamer is ondergebracht in een gebouwtje met een dak in golfplaten en er staan drie stapelbedden. Het is er snikheet. Gelukkig staat er een ventilator. Ondertussen hebben we ook Hilde Vandelanotte en Geert Dedecker, beiden uit Roeselare, opgehaald op de moderne luchthaven van Maputo. Hilde Vandelanotte heeft een aantal jaren in Maputo gewerkt voor Artsen Zonder Grenzen en haar adoptiedochter Marta heeft in Arco Iris gewoond. Hilde komt er nog altijd graag terug. In het weeshuis worden we voorgesteld aan Steve, de bezieler van het hele complex. Steve is een charismatische Australiër die er samen met zijn vrouw Ros het weeshuis heeft opgericht. Hij reist regelmatig de hele wereld af om met zijn voordrachten de nodige fondsen te verzamelen om zijn project draaiende te houden. We ontmoeten er ook Helen. Helen is afkomstig uit Nieuw-Zeeland en werkt er al een drietal jaar. Ze nodigt ons uit om straks naar de kinderviering in de kerk te komen. Aangezien we een lange rit achter de rug hebben en bovendien sinds het ontbijt niets meer gegeten hebben, bedank ik haar vriendelijk.

“Als God van ons houdt, waarom haalt hij ons hier niet weg?”

Even later wordt de vraag opnieuw gesteld en dan aanvaarden we haar voorstel. Meteen wordt aan de dames een lange wikkelrok aangeboden, want onze lange zomerbroek behoort niet tot de dresscode in deze Evangelische kerk. De viering is voor ons een vreemde ervaring. Alle kinderen zijn er aanwezig in hun mooiste outfit. Er wordt ontzettend veel muziek gemaakt, gezongen en gedanst en ‘God loves you’ gescandeerd. Jarigen en nieuwkomers worden figuurlijk in de bloemetjes gezet en wat ik al vreesde: ook de gasten worden op het podium gevraagd. Steve vraagt ons om een liedje van bij ons te zingen en ik krijg meteen een micro aangereikt. Help! Magda krijgt de lumineuze inval dat we samen met de nodige mimiek en veel enthousiasme ‘ik heb de zon zien zakken in de zee’ zullen zingen, wat uiteraard in ons aller collectief geheugen zit. Mis op zijn Afrikaans dus. We hebben hiermee blijkbaar gescoord, want telkens we de kinderen achteraf zien, beginnen ze spontaan te zingen van ‘joepie ja ja joepie’.

Onze eerste namiddag Arco Iris zit er op. Onder de volle Afrikaanse maan, op de bank voor ons gastenverblijf, wordt er nog wat bijgepraat met Geert en Hilde met een glaasje wijn als afsluiter. Plots komt Helen ons vertellen dat er geen alcohol gedronken wordt in Arco Iris. De mannen kijken sip. De vrouwen ook.

De volgende dag worden we uitgenodigd om een bezoek en een viering bij te wonen op wat zij noemen ‘de Bocaria’. Terug wordt de dresscode gerespecteerd en onze sandalen worden geruild voor de sportschoenen, wat geen overbodig bevel blijkt. Fototoestellen mogen niet mee, jammer natuurlijk, vooral voor Godfried die aan zijn eindwerk fotografie werkt in de academie in Brugge. De Bocaria is de grootste vuilnisbelt van de stad Maputo en daar is hun school ooit gestart. We gaan met de bus van Arco Iris. Daar aangekomen is er eerst de viering met de nodige pathetische speeches van ‘God loves you’ door onze zwarte charismatische buschauffeur. Het doet me denken aan de domineespeeches op de Amerikaanse televisie. Zijn duur zijden hemd en zijn fijne Italiaanse schoenen storen mij en vormen een schril contrast met de arme, in lompen geklede kinderen die leven op en aan de rand van de vuilnisbelt.

Daarna begint onze rondleiding in de sloppenwijken, met twee voorgangers uit de kerk. Horden kinderen lopen voor en achter ons. Mooie, maar vuile verwaarloosde kinderen, meisjes van nauwelijks zes à acht jaar met een baby op de rug. Mama werkt op de vuilnisbelt. De kinderen hebben algauw ons hart gestolen en even later lopen we verder met de kleintjes op onze armen. Hier en daar spreken onze begeleiders mensen aan en proberen hun boodschap van de liefdevolle God te verkondigen. De meeste mensen hebben hier duidelijk geen boodschap aan. Een jongen van amper een jaar of elf antwoordt ‘als God van ons houdt, waarom haalt hij ons hier niet weg?’.

“Ze zien een moeder haar kindje de borst geven op deze stinkende massa”

Lies en Hilde gaan mee, onder begeleiding de vuilnisbelt op. Het is een stinkende, rokende berg, waar de constante brandgeur van plastic ruikt. Hordes mensen en kinderen verdienen hun schamel brood met het verzamelen van plastic afval in zakken. Ze zien een moeder haar kindje de borst geven op deze stinkende massa. Ook hier proberen de begeleiders hun blijde boodschap te verkondigen. Voor we terug vertrekken, wordt brood uitgedeeld aan de kinderen en volwassenen die aanwezig bleven in de kerk. Met gemengde gevoelens en verbijsterd door zoveel ellende gaan we terug de bus op.

Ik vraag aan Geert Dedecker, een priester uit Roeselare, en aan Hilde wat zij denken over het missioneringswerk. Geert antwoordt dat hij veel meer houdt van de kerk, met als voorbeeld El Salvador, waar de kerk probeert te onderhandelen met de regering om een betere situatie voor de mensen te creëren. Hilde antwoordt dat de meeste fondsen uit Amerika komen en daarmee is natuurlijk veel gezegd. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Het is heel dubbel allemaal, als de nodige fondsen voor Arco Iris er niet waren, zou dit mooie levenswerk van Steve en Ros niet kunnen worden verwezenlijkt. En alle gelden worden goed besteed in de school, zoveel is duidelijk. ‘s Middags worden we uitgenodigd om mee te eten met de kinderen. Witte rijst met bonen in tomatensaus. Een grote portie die we allen nauwelijks binnenkrijgen, al smaakt het lekker. De kinderen krijgen drie keer per dag eten. Als ik de situatie bedenk van de kinderen op Bocaria, zijn deze kinderen in het paradijs.

Na de middag kunnen we eindelijk de handen uit de mouwen steken. De mannen werken de nieuwe slaapzaal af. De bedden schilderen, de tafeltjes monteren, de gordijnen ophangen, al is alles in Afrika een moeilijke klus. De electriciteit is weer eens uitgevallen en telkens ontbreekt wel ergens een gereedschap om, naar onze normen, goed werk te verrichten. Ondertussen halen Lies, Hilde en Roger de vele valiezen met hulpgoederen leeg. Ze sorteren volgens de noden. Een grote stock is ook voorzien voor onze tweede weeshuis volgende week. Ikzelf en Magda beginnen met onze workshop tekenen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier