Caféklap bij Alice van Café America: “Waarom op reis gaan? Ge ziet het allemaal op televisie”

Kurt Vandemaele
Kurt Vandemaele Reporter

Kurt Vandemaele op zoek naar de wijsheid in de kan.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Aan de ene kant van de gevel van Café America staat een bordje dat je Dikkebus binnenrijdt. Rij je richting Ieper, dan zie je aan de andere kant van de gevel een bordje dat je laat weten dat je in Vlamertinge bent. Een strook niemandsland dus. Of Wonderland, bij Alice. Zij heeft nooit elders gewoond en ze doet er alles aan om er nog lang te blijven. Alice is 93 en ze verklapt me dat ze er 104 zal worden. Haar dokter begroette haar op die besneeuwde vrijdag nog met: ‘Onze filmvedette’. Hij had haar net gezien in ‘Taboe’, dat programma met Philippe Geubels dat geregisseerd wordt door Kat Steppe.

“Als dat meisje hier binnenkomt, dan hangt ze rond mijn nek. Haar hart wipt op van vreugde als ze me ziet,” zegt Alice. Ze kent Kat al een tijd. Van toen ze ‘Bedankt en Merci’ draaide, die prachtige, melancholische documentaire over cafeetjes in de Westhoek. Met muziek van haar toenmalige partner Frank Vander Linden. Destijds kwamen ze weleens met de kindjes over de vloer. “De ‘knechtjongen’ lijkt als twee druppels op Kat,” zegt ze, “en de kleine, het meisje, is net Frank, ‘het is hem gespogen’. Ik heb lang gevreesd dat ze ook geen haar zou hebben.”

Alice moet nooit haar woorden zoeken. Nee, in haar hoofd is ze jong

Het komt er allemaal lakoniek uit. Alice moet nooit haar woorden zoeken. Nee, in haar hoofd is ze jong. En haar tong is ook nog lang niet versleten. Maar de benen willen niet meer mee. Zelfs met haar looprekje trappelt ze bijna ter plekke. Met haar ogen gaat het de laatste tijd ook veel minder. “Ik heb gemeesterd met de beste oogspecialist van België,” zegt ze. “Maar hij kon niets doen. Hij zei: ‘Madame, ge hebt de leeftijd…’ Sinds ik dat hoorde, ga ik niet meer. Het enige wat hij deed was met een fel licht in mijn ogen schijnen. Als hij niets beter kon bedenken, waarom zou ik nog moeite doen?”

(lees verder onder de foto)

Caféklap bij Alice van Café America:

Ik vraag haar of haar ogen beter werken als ze minder vermoeid is. “Van wat zou ik moe zijn?” krijg ik meteen terug. “Ik kan niets meer doen, dus ik kan me moeilijk vermoeien. En als ik mijn hoofd leg, dan val ik in slaap.” Dat is een reis naar de oogarts uitgespaard. “Liefst van al ben ik thuis. Waarom moet je elders gaan? Ge kunt het toch allemaal zien op televisie.” Ze is nooit veel op reis geweest. Eén keer slechts. Voor een week. “Een jaar of drie na de oorlog. Toen zijn mijn man en ik de landingen gaan doen.” De landingen, herhaal ik. En ik zet er een vraagteken achter. “Wel ja, van de oorlog. In het Franse. Beginnend in Normandië om dan af te zakken naar hier.”

Kinderen? Het is er nooit van gekomen. ‘s Avonds waren we te moe en ‘s morgens moesten we te vroeg op

Haar man is intussen 28 jaar overleden. Ze zijn destijds 40 jaar getrouwd geweest. “40 jaar met dezelfde man, ja. Dat doen ze nu niet meer. Hij werkte in het vlas. En hij is tien jaar ziek geweest van het stof. Het waren geen machines zoals nu. Tegenwoordig wordt alle vuiligheid opgezogen.”

Kinderen hebben ze nooit gehad. “Het is er gewoon nooit van gekomen,” legt ze uit. “‘s Avonds waren we te moe en ‘s morgens moesten we te vroeg op. Want ik ging nog werken hé. Een café uitbaten, dat was niet zoals nu. Toen gingen de mensen een pint drinken na het werk en op zondag. Dat was het. Zelf ging ik helpen op de hofstee van mijn nonkel. En er waren een drietal gezinnen waar ik de was ging doen.”

Had ze geen eigen kinderen, er kwam toch jong volk over de vloer. “Hier rechtover hadden ze zeven kinderen. Als ze niet thuis waren, waren ze hier. De twee jongste wonen nog in de buurt. Eén van hen doet al mijn papieren. Het is mij niet meer gegeven om te schrijven. Dat gaat niet meer.” Even is ze stil. En dan zegt ze wat oudere mensen wel vaker zeggen als een stilte gevuld moet worden: ‘Jaja.’

Haar hond schuift zich intussen wat dichter bij de kolenkachel. “Ik heb drie brandingen,” zegt ze. “Hier zijn het kolen, in de keuken staat er een kachel op gas en in de boltra zijn de kachels op mazout.” Er komen nog veel mensen bollen. Vaak hele groepen. En dan komt er altijd wel iemand een handje toesteken. Er loopt volk in en uit in Café America. Van ‘s morgens al, wanneer een verpleegster Alice uit bed helpt en wast. Iedereen kent er de weg. Sommige mannen zeggen gewoon dag en lopen door om zich met een biertje in de keuken te installeren.

Sommige mannen zeggen gewoon dag en lopen door om zich met een biertje in de keuken te installeren

“Dat zijn de vaste klanten, die hebben daar hun plekje bij mij aan tafel. Daar kijken we samen tv. Het voetbal en de koers.” Alice offert graag haar privacy op om thuis te kunnen blijven. Er is weinig veranderd aan het huis sinds haar ouders het in 1920 kochten. “Tijdens de oorlog waren ze gevlucht naar Frankrijk, maar na de oorlog wilden ze daar niet blijven. Ze zijn hier terechtgekomen en nooit meer weggegaan.”

En Alice zal er ook niet meer weggaan. Zij en haar hond, Diane. “Ik heb verschillende honden gehad. En allemaal heetten ze Diane. Zelfs als de voordeur open staat, gaat ze niet naar buiten. Ze wil hier ook niet weg.” Geef ze eens ongelijk, zeg ik. Het is hier wonderland.

Caféklap bij Alice van Café America: