50 jaar Diedjies in Kuurne: “Wij waren de Dimitri Vegas en Like Mike van onze generatie”

Philippe Verhaest

Al vijftig jaar lang lokt Diedjies elke zondagavond opnieuw honderden feestvierders naar het feestzalencomplex Huis Van Wonterghem in Kuurne en daarmee is het uniek in zijn soort. Zo goed als alle (inter)nationale vedetten en artiesten stonden er op de planken en ook anno 2017 is Diedjies nog altijd the place to be om het weekend af te sluiten. “Ons geheim? Keihard werken en de trends altijd een stapje voor zijn”, verklappen stichter Marc Van Wonterghem en zijn rechterhand Paul Declercq.

Marc Van Wonterghem (72) startte in 1967 met de allereerste dansavonden in de feestzalen van zijn ouders. Vader Staf richtte in 1935 Huis Van Wonterghem op en voor Marc was het al snel een uitgemaakte zaak om de familieonderneming naar nieuwe hoogtes te stuwen. Nu staan zijn kinderen Gregory (44) en Barbara (39) aan het hoofd van het horecamonument. “Bij ons kan je alle grote momenten van het leven vieren, maar Diedjies is al vijftig jaar een hoeksteen van ons succes”, glimt Marc trots.

50 jaar Diedjies in Kuurne:
© RN KRANT VAN WEST-VLAANDEREN

Waar haalde je het idee voor Diedjies?

Marc: “Ik was achttien jaar en ondernam een reisje naar Duitsland. Met enkele vrienden zat ik in een bar en plots wandelde daar een tiep binnen met enkele valiezen. Hij vleide zich neer aan de piano, maar het bleek een discobar te zijn. Toen was dat iets volledig nieuw. Ik raakte meteen overdonderd van het concept en wist dat daar te toekomst lag. Hij speelde platen op zijn pick-ups en praatte die via een microfoon aan elkaar. Ik zag voor het eerst een dj aan het werk, al wist ik toen nog niet eens dat die zo heette.”

Eenmaal thuis wilde je die discobar zo snel mogelijk in Huis Van Wonterghem…

Marc: “Ik sprak er mijn vader Staf over aan, maar die verklaarde me zot. Uiteindelijk ben ik samen met enkele vrienden, zonder medeweten van mijn vader, in een klein zaaltje in Bavikhove met Club ‘t Ezelke gestart. Het concept sloeg in als een bom. De mensen stonden aan te schuiven. Op die manier kon ik mijn vader snel overtuigen om in onze eigen feestzalen mijn idee uit te werken.”

Herinner je je nog die eerste zondagavond op het thuisfront?

Marc: “Alsof het gisteren was! ‘s Namiddags was er een huwelijksjubileum in de zaal en moesten we snel-snel alles opruimen om onze Diedjie’s Club klaar te krijgen. Gelukkig heb ik vanaf dag één erg veel hulp gehad van Paul Declercq. Hij was mijn hele carrière mijn rechterhand. Een echte vriend. Zo goed als familie, zelfs.”

Paul: (glimlacht) “Die pioniersjaren waren gouden tijden. En het mooie is dat sinds de start in 1967 het elke zondagavond feest is geweest. In al die jaren hebben we slechts één keer moeten uitwijken, denk ik. Er stond een groot feest van een duivenmaatschappij op de planning…”

Jullie waren ook de eerste disk-jockeys van Diedjies.

Paul: “Klopt! Ik draaide de plaatjes aan elkaar, Marc hanteerde de microfoon.”

Marc: “We waren de Dimitri Vegas en Like Mike van vijftig jaar geleden. In essentie deden we krek hetzelfde: de mensen entertainen met de hits die toen populair waren en de menigte opzwepen.”

Paul: “We waren echte pioniers, want de discobar in Vlaanderen was zo goed als onbekend. Behalve bij ons.”

Wat is het grote geheim van Diedjies?

Marc: “De unieke ambiance. Bij ons is het altijd feest. En we waken er ook over dat we al vijftig jaar origineel uit de hoek komen. Toen in juni 1975 de autogordel verplicht werd, hebben we aan alle stoelen in Diedjies een gordel bevestigd. Buiten lag een autootje op zijn kant om de mensen te wijzen op het belang van de autogordel. Op die manier gaan we ook onze maatschappelijke functie niet uit de weg.”

“Die zin voor verantwoordelijkheid is er nog altijd, want wie op oudejaarsavond bij het vertrekken een negatieve ademtest aflegt, krijgt de helft van zijn ticket terugbetaald.”

Paul en ik waren de Dimitri Vegas en Like Mike van onze generatie. Paul draaide de plaatjes, ik praatte ze aan elkaar

Paul: “Vaak was het ook gewoon erg ludiek. In 1976 bokste Ingelmunsternaar Jean-Pierre Coopman tegen Mohammed Ali en wij hadden er niks beter op gevonden om die kamp na te spelen. Ik als Ali, Marc was Coopman. Schitterend, toch? Noem mij nog eens een job waar je je baas een muilpeer mag verkopen?” (schatert)

Marc: “Die eerste jaren hebben we de tijd van ons leven beleefd. Week na week staken Paul en ik sketches in elkaar. We waren de Gaston en Leo van Kuurne. Mijn moeder stond zelfs klaar met handdoeken om ons zweet af te deppen.”

Opvallend is dat Diedjies een erg goeie reputatie heeft.

Marc: “We hanteren al vijftig jaar een nultolerantie rond druggebruik. En door het lidkaartensysteem weten we perfect wie onze klanten zijn en wat hun achtergrond is.”

Paul: “De ouders van de huidige klanten kwamen hier vroeger ook feesten en weten dus hoe het er in Diedjies aan toegaat. Hun kinderen hebben snel de zegen om hier hun zondagavond door te brengen.”

Diedjies is al een halve eeuw een begrip in West-Vlaanderen. Hadden jullie nooit de ambitie om het concept ook elders uit te rollen?

Marc: “Dat hebben we gedaan. In de loop der jaren hebben we een pak discotheken in onze portefeuille gehad. Biba in Machelen-Zulte, Paganini in Moorslede, de Colombo in Diksmuide… Maar door vergunningskwesties hebben we die stuk voor stuk moeten sluiten. De Carré in Willebroek is wél uitgegroeid tot een monument. Dat is eigenlijk de exponent van wat we met Diedjies opgestart hebben. Maar hier in Kuurne vind je de oudste discotheek van het land.”

Stemt jullie dat trots?

Paul: “Wat denk je zelf? We hebben liters zweet gelaten, maar het voelde nooit aan als werken. We hebben ons gewoon geamuseerd.”

Marc: “Ik heb nooit de ambitie gehad om een horeca-imperium uit te bouwen, maar dat is er wel gekomen door hard werk. Weet je wat ik ook belangrijk vind? De ziel van weleer is nog steeds in Diedjies te vinden. Mijn kinderen Gregory en Barbara runnen nu de zaak en ze doen het uitstekend. Met dezelfde waarden als hun ouders, maar meegegroeid met de tijd. Sinds ik de zaak aan hen heb overgelaten, ben ik hoop en al nog vijf keer langs geweest. Ik wil geen schoonmoeder spelen. Ik woon wel net naast onze feestzalen en wanneer ik op zondagavond de auto’s op en af hoor rijden, ben ik een gelukkig mens.”

Staan jullie te kijken hoe die Diedjies evolueerde?

Paul: “Wij hadden zes gekleurde spots om onze dansvloer op te fleuren, nu daalt er een enorme installatie uit het plafond neer.”

Marc: “Het is hypermodern geworden. Een ingenieus lidkaartensysteem, de manier waarop de barmannen werken… Chapeau. Maar één iets is behouden: de stunts die Diedjies met de regelmaat van de klok uithaalt.”

Wat blijft jullie bij?

Paul: “Ooit hebben we een cowboyfeestje georganiseerd en vonden we er niks beter op dan alle deuren af te vijzen en overal klapdeuren te bevestigen. En van achter onze draaitafel schoten we zogezegd de luchters kapot. Marc had een pistool met losse patronen en ik schakelde met een nylondraadje de luchters uit.”

Marc: “Alleen deed hij elke keer de verkeerde luchter uitvallen. De geestigaard.”

Paul: “Die keer dat Urbanus is langskomen, zullen we ook niet snel vergeten.”

Urbanus kwam in 1990 ‘Koko Flanel’ promoten, maar als grap had hij de handboeien van de commissaris om. En toen raakte het sleuteltje zoek…”

Marc: “Man! Dat was in 1990, toen Koko Flanel net in de cinema was. In de openingsscène van die film wordt de Grote Markt van Brussel volledig onder schuim gezet, dus wilden wij onze Koning Leopold III-straat een laagje schuim bezorgen. De brandweer van Kuurne zag die stunt meteen zitten. Alleen hadden ze iets te veel product gebruikt en stond er een meter schuim in de straat.”

Paul: “En dan mogen we nog van geluk spreken dat Urbanus en Bea Van der Maat hier geraakt zijn. Het duo werd ontvangen in ons ander complex Maelstede en daar raakte Urbanus in gesprek met de politiecommissaris die hen naar Diedjies zou begeleiden. Voor de grap wilde hij eens handboeien passen, maar toen was het sleuteltje zoek.”

Marc: “Wij dus een slotenmaker bellen, maar die wilde eerst niet komen. Urbanus en co waren immers op 1 april bij ons te gast.”

Diedjies en vedetten: het huwelijk houdt al jaren stand. Wie kwam er zoal?

Paul: “Wie niet? Geert Hoste heeft hier nog als opwarmer aan de deur gestaan. Bart Peeters zette nog de hele DJ-booth op zijn kop en Jacques Vermeire werd bij ons op handen gedragen.”

Marc: “Die kerels krijgen is vooral een kwestie van lef. Ik reisde in 1996 naar de Olympische Spelen in Atlanta, waar onze Frederik Deburghgraeve goud haalde. Bleek dat we dezelfde terugvlucht namen. Ik heb toen mijn stoute schoenen aangetrokken en ergens boven de Atlantische Oceaan heb ik Fredje geboekt. Aan een zeer scherpe prijs!” (knipoogt)

Paul: “Betty van Big Brother is ook zo’n verhaal. De zondagavond van haar exit uit het Big Brother-huis stond ze hier in Diedjies. Joost Desmet, de man die zich toen om die boekingen bekommerde, heeft prachtig werk geleverd. Ere wie ere toekomt.”

Hoe zien jullie de toekomst?

Marc: “Zoals Gregory en Barbara nu bezig zijn: erg rooskleurig. Diedjies is één grote familie en dat breek je niet zomaar.”

Paul: “We moeten preus zijn op wat we gerealiseerd hebben en dat het concept vandaag nog altijd erg populair is. Diedjies is een typisch West-Vlaams ondernemersverhaal. Een echt fenomeen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier