REPORTAGE Wereldnierdag: gewezen Club-icoon gaat zonder nieren door het leven

Edmond 'Mon Kanon' De Vos omringt door zijn nageslacht. We herkennen boven v.l.n.r. zoon Gino, achterkleinzoon Seppe en kleindochter Sofie. Onder v.l.n.r. achterkleinzoon Vico, echtgenote Jeanine, Edmond De Vos, kleindochter Stefanie en achterkleinzoon Robbe. (Foto FP)
Redactie KW

Vandaag, donderdag 13 maart, is wereldnierdag. Met deze dag wil de medische wereld jaarlijks de aandacht vestigen op nierscreening en -ziekten. In België zijn er 7.000 dialysepatiënten, onder hen ook een gewezen icoon van Club Brugge. Zijn levensverhaal.

Kijkend op de vesten nabij de Smedenpoort zit Edmond De Vos in zijn ruim appartement op de derde verdieping ons op te wachten. Op de eettafel liggen de fotoboeken en knipselmappen al klaar. Mon straalt. “Maar we gaan niet enkel over voetbal praten, hé”, zegt hij meteen. “Breng maar het volledige verhaal.”

Met dat laatste doelt hij op zijn gezondheid, want al bijna vier jaar leeft hij zonder nieren. “Drie keer per week moet ik naar de nierdialyse : dinsdag, donderdag en zaterdag”, vertelt hij. “Alles wat ik drink, blijft nu zitten. Twaalf dagen geen dialyse, die telkens zo’n vier uur duurt, en ‘t zou gepasseerd zijn.”

Speciaal voor dit interview heeft hij de data van zijn nierdialyses laten aanpassen. “Na zo’n nierfunctievervangende kuur ben ik doodop, die dagen moet ik niets anders meer plannen. Het ziekenhuis zag het eigenlijk niet graag gebeuren. Jij moet het weten, waarschuwden ze me, maar ik hield voet bij stuk. Ik heb een interview, ik kom niet! Maar noteer maar in grote, dikke letters : een dikke pluim voor iedereen op de dienst dialyse aan het AZ Sint-Jan In Brugge. Ook al is twee derde daar voor Cercle Brugge.” (lacht)

Likeur MIFAJEAU

Edmond De Vos groeide op in de Jospeh Wautersstraat als middelste van zeven kinderen. Terwijl moeder Irène voor de kroost en het huishouden zorgde, brouwde vader Marcel achteraan in zijn boeie zijn eigen korten drank en bevoorraadde daarmee alle cafés in Brugge. “Onze likeur heette MIFAJEAU, gebaseerd op de eerste letters van onze voornamen: Marcel, Irène en kinderen Fernand, André, Julien, Edmond, Annie en Ugette. Later kwam ook nog Nelly. Van jongs af aan moesten we meehelpen met de familiezaak: flessen wassen, etiketten afweken…”

Op zijn veertiende ging Edmond aan de slag als bakkersgast bij Bakkerij Copman in Sint-Andries. Nachtwerk. En niet alleen moest hij de pistolets en boterkoeken bakken, daarna moest hij het brood ook naar de klanten brengen. “Met een triporteur”, herinnert Edmond De Vos zich. “Die bakfiets zat telkens vol met 150 à 200 broden. Ik had zelfs telkens een hond mee om de zware kar te helpen trekken. Op een dag was het barkoud, had het centimeters gesneeuwd en stond de hond te bibberen. Omdat mijn kar toch bijna leeg was, had ik hem in de bak gestoken. Maar een dame had dat gezien en ze belde meteen naar mijn baas dat ze ons brood niet meer moest hebben…” (lacht)

Mon Kanon

Intussen had Edmond De Vos zich aangesloten bij Club Brugge en stootte als jeugdspeler door naar de eerste ploeg, waar hij op zijn achttiende mocht debuteren. Na zijn bakkerstaken combineerde hij het voetballen met merken in de Gistfabriek. “Ik stond er aan de pakmachine, in ploegensysteem.”

Zijn hoogtepunt beleefde hij in het seizoen 1961-1962, toen hij in de derby tegen Cercle Brugge de verlossende 0-2 scoorde. “Een prachtgoal, een vrije trap van buiten de carré. De bal zat erin en niemand had het gezien, zelfs ik niet. Pas toen ik de arbiter naar het midden zag lopen, wist ik dat ik gescoord had. (lacht) Een journalist heeft me toen de bijnaam Mon Kanon gegeven.” Een aanspreektitel die zo een eigen leven begon te leiden, dat zelfs de Clubsupporters er een aanmoedigingsnummer van maakten : Mon Kanon, Je schiet ip ne ballon…

“Mijn krachtige trap – zowel met links als rechts – was mijn handelsmerk, wellicht te danken aan de dagelijkse tochten met de triporteur vol broden. In het vroeger WM-systeem (de voorloper van de nu gebruikelijke 4-4-2, red.) was scoren een kleintje. Als ik hem goed op mijn voet had, moest je er niet meer naar kijken…”

Na zes jaar verliet hij Club Brugge voor FC Roeselare, deels als pasmunt voor Johny Thio, die de omgekeerde beweging maakte. “Zes mooie seizoenen in eerste provinciale, daarna ben ik gestopt met voetballen, om trainer te worden bij achtereenvolgens Loppem, Zomergem en Sluis.”

Golden retrievers als publiekstrekkers

Mon Kanon had intussen in het centrum van Brugge een sportwinkel geopend. “Weet je dat ik leverde aan 300 ploegen ? Van truitjes en broeken, tot de sokken en schoenen. In de minivoetbalcompetitie Gruuthof – waarin we drie jaar op rij kampioen werden met een familieploegje – waren 76 van de 78 aangesloten ploegen klant bij ons. Een fabriekje in Zomergem werkte vier dagen per week louter voor mij. Iedere woensdag en vrijdag laadde ik er mijn auto vol.”

De winkel was zo succesvol dat het al snel verhuisde naar de hoek van de Eiermarkt, waar later Olivier Strelli en nu kledingzaak Rue Nord zich vestigde. “Ik had zeven mensen onder me en werd door Adidas gedecoreerd om de vijfde beste sportwinkel van België te hebben”, weet Edmond De Vos. “We hadden twee blikvangers: onze etalage, die dag en nacht verlicht was en waarin een trapeze voortdurend op en neer ging, én Picon en Kim. Twee golden retrievers. In heel België waren er toen nog maar acht. Ze lagen iedere dag op de zulle en de ouders móésten van hun kinderen voor of na school langs onze winkel passeren om die beesten eens te aaien.” In 1990 – op zijn vijftigste – gaf Edmond de fakkel door aan zoon Gino.

Paralympics

Hoe groot zijn hart voor de balsporten ook was én ondanks dat hij zeventien jaar lang als voorzitter van Turnkring Rust Roest zetelde (“Begonnen bij 600 leden en vertrokken bij 1.600 leden, zeven zalen en negen lesgevers”), één bepaalde sport draagt Edmond De Vos nog meer in zijn hart : gehandicaptensport.

“Jaren ben ik sponsor geweest van de Belgische Sportfederatie voor Gehandicapten, waarbij ik zelfs mee mocht naar de Paralympics in Toronto. Maar het mooiste moment was een voetbalevenement in Gits, waarbij koningin Fabiola de medailles kwam uitreiken. Daarnaast heb ik me ook ingezet voor de rolstoelbasketters van SV Sint-Jan. Mijn bewondering voor hoe die mensen – meestal na een ongeval – nooit het hoofd laten hangen, is immens groot.”

Ze golden ook als voorbeeld voor Mon, want ondanks de mindere gezondheid, geniet hij nog van elke dag. “Er is één kantelmoment geweest”, zegt hij. “In 1996 werd ik plots onwel na een fietsritje. De dokter stuurde me meteen naar de spoed. Een hartinfarct. En dan is de miserie begonnen. Intussen dertien operaties. Hart, nieren, prostaat, been… Ik zit vol vervangstukken. Het is niet te geloven dat ik hier nog ben. Maar ik heb veel te danken aan mijn echtgenote. Nog elke week trekken we er samen op uit. Ik ben gelukkig met mijn zoon, klein- en achterkleinkinderen, die iedere week langskomen. Ik kan niet stilzitten. Ja, ook zonder nieren ben ik nog Mon Kanon.” (lacht )

(Olivier Neese)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier