Windmolens in West-Vlaanderen : hoeveel nog ?

Jos Remaut

Het debat over windmolens in de provincieraad vannamiddag was van het beste dat we er de jongste maanden gehoord hebben. Waar is er in onze provincie (nog) plaats voor nieuwe windmolens ?

Een inhoudelijk sterk debat, dat niet afgleed en naar het einde toe zelfs naar de pointe kwam, het is zelden vertoond in de provincieraad. Maar het ging dan ook eens over iets waarover de provincie wél stevig in de pap te brokken heeft, want zij levert de vergunningen af. Van een heel ander gehalte dus dan het flauwe debat over mobiliteit toen de treinen veranderden, dat bol stond van de algemeenheden en dooddoeners en waar we achteraf nooit meer iets van hebben gehoord.

Het debat van vandaag kende ook een uitstekende voorzet : Kurt Ravyts is onmiskenbaar dé klassebak van de oppositie : dossierkenner zonder weerga, en to the point in zijn formuleringen. Heerlijk ! Weinigen verwachten misschien dat het Vlaams Belang een thema als dit op tafel legt, maar verwonderlijk is dat niet : het is de enige partij die een stop op windmolens uitdrukkelijk in haar (West-Vlaams) kiesprogramma heeft ingeschreven bij de vorige verkiezingen.

Ravyts toonde zich alvast niet ontevreden over de regels die onze deputatie op vandaag hanteert bij het al dan niet toekennen van vergunningen, en had daarbij een bloempje voor de deskundigheid en consequentie van gedeputeerde Naeyaert. Maar hij vreesde toch wel dat de deputatie het principe van de gedeconcentreerde bundeling (de windmolens in kleine hoeveelheden bundelen op plaatsen waar het kan) en haar strenge toets aan de milieunormen op termijn niet zal kunnen volhouden, nu de druk stilaan wordt opgevoerd om de milieudoelstellingen qua uitstoot te halen en het aandeel hernieuwbare energie in Vlaanderen tegen 2020 moet worden verdubbeld.

“Nood breekt wet”

Het is precies om die reden dat energieminister Turtelboom enkele weken geleden in het Vlaams Parlement haar Fast Lane lanceerde : op plaatsen waar windmolens voor weinig hinder zorgen, moeten ze volgens een snellere en eenvoudiger procedure kunnen worden vergund. De vraag is natuurlijk waar je zo’n plaatsen vindt, probeer de oefening maar eens te maken voor West-Vlaanderen.

Maar het ziet er dus naar uit dat men op Vlaams niveau, vanuit een soort nood-breekt-wet-gedachte, een stuk losser wil gaan worden in de stedenbouwkundige en milieu-interpretatie en de molens dus verder zullen oprukken. De Vlaamse codex is in evolutie, heet het, en allicht onvermijdelijk zal de provincie in meerdere of mindere mate moeten volgen.

Bevolking lust ze niet

En dat terwijl er bij de bevolking in alsmaar minder gevallen echt nog een draagvlak is voor nieuwe windmolens. Ze lust die dingen niet, ze voelt er zich zelfs een beetje door bedreigd. En steeds meer burgemeesters en andere lokale politici kiezen resoluut de zijde van hun mensen om ze te bestrijden, ook al zijn ze objectief gezien redelijk te verantwoorden en evolueren die molens ook naar alsmaar stillere en minder slagschaduw makende machines.

Maar onzichtbare molens zijn nog niet uitgevonden, en het is precies de aanslag die de mastodonten plegen op ons landschap die alsmaar meer weerstand losmaakt. Begrijpelijk, want de beleving van het landschap zit flink in de lift, en er zijn in de jaren zeventig en tachtig wat dat betreft onherroepelijke fouten gebeurd. Windmolens zo goed mogelijk proberen te integreren in het landschap mag dan wel de boodschap zijn, eigenlijk is dat larie en dat zijn ook de eigenste woorden van Bart Naeyaert in een interview dat we een jaar of twee geleden met hem hadden : windmolens kán je niet integreren in het landschap, ze máken het landschap.

In het debat van vandaag voegde hij daar nog aan toe dat er tegenwoordig al maar weinig plaatsen meer zijn in onze provincie waar je, dichtbij of ver, niet ergens een molen ziet. Wat dat betreft zijn de molens van Poperinge, hoe goed bedoeld, volgens de regels en winstgevend voor de bevolking ook, exemplarisch : in een gebied van vele tientallen vierkante kilometers, tot ver in Frankrijk, zorgen ze voor visuele verminking van het prachtige landschap, bij dag en bij nacht.

“Bepaal zones waar het niét kan”

Bart Naeyaert maakt zich ondertussen sterk dat West-Vlaanderen zijn huidig beleid nog wel een tijd zal kunnen aanhouden en is niet zo’n voorstander van zones (denk ook aan de fameuze zoekzones van vroeger !) die per definitie als beter geschikt worden beschouwd. Al maakte hij naar het einde van het debat dan toch plots een opening door te stellen dat er in onze provincie misschien wel enkele gebieden zijn die zo dun zijn bewoond dat er zou kunnen worden overwogen om daar bij voorrang projecten te ontwikkelen. Waarbij Kurt Ravyts toch weer op zijn paard zat en stelde dat er precies zones zouden moeten gedefinieerd waarin het absoluut niét kan, omdat ze landschappelijk veel te waardevol zijn. Het spook van de molens langs de Lovaart duikt weer op !

Hoedanook : het lijkt geen goed idee om stedenbouwkundig losser te gaan worden voor windmolens omdat ze een noodzakelijk kwaad zijn. Voor de ondernemer die in een bepaalde omgeving geen vergunning krijgt zou het toch de ogen uitsteken als het dan wél zou kunnen voor een windmolen, die eigenlijk evenzeer een industrieel karakter heeft.

Alsmaar moeilijker

Maar ondertussen blijft de vergunningenmolen dus draaien zoals hij draait. Dat er daarbij alsmaar minder aanvragen een ja zullen krijgen, ligt in de logica der dingen : als er echt geen draagvlak is, wil niemand politieke zelfmoord plegen, en stapje per stapje naderen we toch de dag dat de verzadiging is bereikt.

Gelukkig hebben wij als West-Vlamingen nog de zee die ons kan redden. Op zee kunnen molens perfect gebundeld worden en doen ze niemand zeer. En de zee biedt nog veel meer mogelijkheden, want ook met golven kan je hernieuwbare energie maken, weten we sinds vandaag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier