Waarom zou het West-Vlaamse onderwijs er enkel voor West-Vlamingen moeten zijn?

We zien v.l.n.r. Piet Desmet (rector KU Leuven campus Kortrijk), Carl Devos (UGent-ambassadeur voor West-Vlaanderen), Lode De Geyter (directeur Hogeschool West-Vlaanderen Howest) en Joris Hindryckx (algemeen directeur Vives). © Stefaan Beel
Carl Devos
Carl Devos Politicoloog en UGent-ambassadeur in West-Vlaanderen

Politicoloog Carl Devos trekt de boer op langs West-Vlaamse velden. Als ‘ambassadeur van UGent voor West-Vlaanderen’ moet hij de banden aanhalen tussen de universiteit en het economisch weefsel van onze provincie. Tweewekelijks brengt hij verslag uit van zijn kruistocht. In deze kolommen, op kw.be.

Krant van West-Vlaanderen organiseerde een ontmoeting met de vier West-Vlaamse hogeronderwijsinstellingen (Howest, Vives, UGent, Kulak). De resultaten daarvan leest u in KW Weekend van vrijdag 17 november. We werden goed ontvangen bij VOKA, aan de President Kennedylaan in Kortrijk. Het werd een aangenaam gesprek tussen vier heren die elkaar kennen en waarderen.

Vaak worden we vooral als concurrenten bekeken. Dat zijn we ook, weliswaar in beperkte mate. Er zijn immers niet zo veel opleidingen waarin we als directe concurrenten optreden, omdat we niet veel identiek hetzelfde aanbieden. Veel meer dan concurrenten zijn we collega’s die eenzelfde doel delen: zoveel mogelijk mensen zo goed mogelijk opleiden. Dat gebeurt via regulier onderwijs, maar ook via wetenschappelijk onderzoek. We mikken op jonge studiekiezers, maar ook – weze het de hogescholen wat minder – op de wat oudere onderzoekers en werknemers die vanuit bedrijven met ons samenwerken in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Dat is geen doel op zichzelf, maar een middel om het individu en de hele gemeenschap te versterken.

Als wij inderdaad een beetje als de Limburgers zijn, dan moeten we ook zoals zij aan één zeel trekken

Ons onderwijs is goed, ons aanbod uitgebreid, maar, zo bleek al snel tijdens het gesprek: we kampen met uitdagingen waarop we weinig vat hebben. Enkel daarvan stip ik hier aan.

De meeste West-Vlaamse onderwijsinstellingen kennen, globaal genomen, geen stijging van de nieuwe inschrijvingen. Terwijl, niet zo ver verderop, in Gent er weer een forse stijging is. Dat heeft verschillende oorzaken. De denataliteit in onze provincie (laag geboortecijfer, waardoor onze bevolking veroudert) is hoger dan in andere. Dat heeft ook gevolgen voor de ‘instroom’ van nieuwe studenten. En dat brengt zeker de hogescholen, die voor hun middelen in grotere mate afhankelijk zijn van inschrijvingen, in problemen. Een andere uitdaging is de grote aantrekking van studentenstad Gent. Hoeveel moeite sommige West-Vlaamse steden ook doen, nooit kunnen ze een klein Gent worden. En met het openbaar vervoer sta je vanuit Kortrijk en Brugge makkelijk in Gent. Het is trouwens gemakkelijker vanuit beide steden naar Gent te sporen dan binnen West-Vlaanderen te reizen. Ook dat leidt tot brain drain. Maar bedrijven en onderzoek in West-Vlaanderen hebben die hoogopgeleiden nodig.

Gemiste kansen

Het aantal studenten is geen doel op zich. Waar ze opgeleid worden is minder belangrijk dan dat ze goed opgeleid worden. Het is ten andere positief dat West-Vlamingen de kerktoren verlaten en vleugels uitslaan. Maar we weten dat de deelname van West-Vlaamse studenten aan het hoger onderwijs lager is dan elders. Dat zijn gemiste kansen, voor het individu en voor de samenleving. We moeten die onderwijsparticipatie hier dus optrekken. We hebben die brains hier nodig. Ze moeten blijven, terugkeren of immigreren. Dus moeten we ons ook beter buiten de provincie verkopen. Waarom zou het West-Vlaamse onderwijs er enkel voor West-Vlamingen moeten zijn? Een goede manier om die opgeleiden naar de provincie te brengen, is ze hier opleiden. Zo creëren ze hier een sociaal netwerk of vinden ze de liefde. Meestal dé vestigingsreden.

Gezien onze ‘studentensteden’ voor hen minder aantrekkelijk zijn, moeten we maximaal inzetten op goede mobiliteit. En op heel goede en liefst unieke opleidingen. Zodat ze aan de andere kant van het land zeggen: wie dat wil studeren, wie daar een gereputeerd diploma in wil halen, moet in West-Vlaanderen studeren. Dat vergt de concentratie op cruciale speerpunten, in plaats van te proberen om hier alles aan te bieden.

West-Vlaanderenpact

Daarvoor moeten we samenwerken. Over de grenzen van onderwijsinstellingen heen. Daartoe zijn we allen bereid. Maar het moet ruimer gaan dan enkel de onderwijsinstellingen. Ook belangrijke sociaal-economische partners (zoals VOKA) en het middenveld moeten rond de tafel. En de lokale, provinciale en Vlaamse overheid. Dat moet leiden tot een heus West-Vlaanderenpact. Dat we aan de nieuwe lokale en provinciale overheden en de nieuwe Vlaamse regering – na de verkiezingen van 2018 en 2019 – kunnen voorleggen. Limburgers, aan de andere uithoek van Vlaanderen, hebben de handen in elkaar geslagen voor de reconversie van hun provincie. Als wij inderdaad een beetje als de Limburgers zijn, dan moeten we ook zoals zij aan één zeel trekken. Soms zijn we te verdeeld. Tussen onderwijsinstellingen. Tussen steden. Tussen streken in West-Vlaanderen.

West-Vlaamse ministers

U mag het niet verder vertellen, maar de West-Vlaamse excellenties binnen de Vlaamse regering doen erg hun best voor hun provincie. Hun steun, binnen de eigen bevoegdheden maar ook als ze tussenkomen bij hun collega’s, is onmiskenbaar en onmisbaar. In veel dossiers. Veel groter kan de West-Vlaamse invloed in de Vlaamse regering niet meer worden: 3 van de 9, dus een derde van alle ministers én het gaat om de minister-president en twee viceminister-presidenten. Hoewel Bourgeois, Crevits en Tommelein binnen hun partij drie sterkhouders zijn, is het onzeker dat zij terugkeren naar een ministerpost. Niemand weet wat er na de samenvallende (regionale, federale en Europese) verkiezingen van 2019 zal gebeuren. De kans is niet klein dat de rugwind uit de Vlaamse regering afneemt. Uiteraard dienen alle regeringsleden het algemeen belang, maar niemand ontkent dat het gunstig is iemand uit de eigen streek in een regering te hebben.

Als we straks onze belangen goed willen verdedigen met misschien wat minder rugwind, moeten we een goed verhaal hebben. Dat gezamenlijk gedragen wordt en scherpe keuzes durft maken. Buiten de box durft denken.