Het maatschappelijk verenigingsleven dood? Het is springlevend!

Kevin Defieuw
Kevin Defieuw Schepen Wevelgem (CD&V)

Het was fijn! Bedankt en tot het volgende ‘zot’ idee!” Met deze groet werd een geslaagde actie afgesloten. Enkele maanden voordien had een tiental mannen elkaars pad gekruist. De gezamenlijke missie was duidelijk: de Mont Ventoux oprijden en via allerhande acties geld inzamelen voor het goede doel.

Een hartverwarmend initiatief. Maar uniek? Zeker niet! De media bericht dagelijks over gelijkaardige ondernemingen. Deze vaststelling staat dan ook haaks op het individualistische beeld dat critici van onze samenleving hebben. Maar hoe zit het nu? Is onze maatschappij werkelijk op zichzelf gericht en is de teloorgang van het verenigingsleven een symptoom?

We hoeven ons geen zorgen te maken. Mensen verenigen zich meer dan ooit

In tegenstelling tot alle negatieve signalen, is het verenigingsleven nog steeds ‘in’. Een jaarlijkse peiling van de Studiedienst van de Vlaamse Regering toont aan dat de helft van de Vlaamse bevolking actief is in minstens één officiële vereniging. Al is er een opmerkelijke ommezwaai. Vooral ontspanningsverenigingen nemen een steeds groter aandeel in ten koste van verenigingen met een maatschappelijk doel. We verenigen dus steeds meer uit eigenbelang. Of toch niet?

Cijfers zeggen niet alles. Ook maatschappelijk verenigen blijft populair. We doen het evenwel ad-hoc en op korte termijn. Dit sluit beter aan bij de hedendaagse à-la-carte-levensvisie. Maar ook nieuwe communicatievormen (zoals de sociale media) zijn, in tegenstelling tot wat je zou denken, een stimulans voor deze ‘nieuwe’ verenigingsvormen. Zo kunnen initiatieven snel heel wat aandacht genieten en tot resultaten leiden. Het Mont Ventoux verhaal, maar ook initiatieven zoals stRaten-generaal (Antwerpen) en ouders die zich verenigen voor een gezamenlijke speelpleinwerking zijn legio.

We hoeven ons dus geen zorgen te maken. Mensen verenigen zich meer dan ooit voor en door een hoger maatschappelijk doel. Al doen ze het op een andere manier en daar is niets mis mee. Willen we versplintering tegengaan en dit potentieel ontginnen tot een engagement op langere termijn, dan moeten drempels wel weggenomen worden. Zekerheid over het rondkrijgen van het financiële plaatje is er één van.

Drie op vier verenigingen hangen af van overheidssubsidies en met de afgeslankte provincies verdwijnt vanaf 1 januari 2018 een belangrijke subsidiebron. “De Vlaamse overheid en de lokale besturen zullen deze taak op zich nemen”. Het blijft vooralsnog wachten op het concrete ‘hoe’ en ‘wat’ maar de vraag blijft bovenal of dit wenselijk en/of realistisch is.

Zonder noemenswaardige compensatie, lijkt het er niet op dat de noodlijdende steden en gemeenten de zoveelste doorschuifoperatie op zich kunnen nemen. Daarnaast heeft de Vlaamse overheid weinig tot geen voeling met plaatselijke of regionale initiatieven en zijn de aanvraagprocedures vooralsnog demotiverend. Een duidelijke en realistische oplossing dringt zicht op. Enkel zo kan het ‘nieuwe’ verenigingsleven zich verder ontplooien. Want het maatschappelijk verenigingsleven is niet dood. Het is springlevend!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier