“Jagen is meer dan schieten”

Lieven Vancoillie

Het is een tendens die zich verder doorzet: de jagers verjongen. “Het is voor jongeren die met jagen willen starten veel beter georganiseerd dan vroeger. Je krijgt niet alleen begeleiding. Wij zijn ook in een andere tijdsgeest opgegroeid en opgevoed.” Michael Depreitere (28) praat zoals hij jaagt: scherp, gevat, met open vizier, met passie. Terwijl de trouwe jachthond Oswald de jacht – correctie de wacht – houdt.

Dit artikel maakt deel uit van ons ‘Dossier Jagen in West-Vlaanderen’.

Het is zondagmorgen. Dé hoogdag voor jager Michael Depreitere en zijn trouwe Duitse Staande Draadhaar, een ras van jachthonden waar wij het bestaan niet van af wisten. Even na de middag vertrekt het onafscheidelijke duo richting Poelkapelle, waar op een domein van 500 hectare van begin september tot eind december wordt gejaagd. Of beter: aan wildbeheersing wordt gedaan. Met zes à tien vrienden, bijna wekelijks. Michael heeft een jachtvriend uitgenodigd, die tussen Antwerpen en Mechelen woont. “Ervaring opdoen kan je maar door met je ogen te kijken hoe de wat oudere jagers het aanpakken.” Het blijft een intrigerend clubje van gelijkgestemde zielen.

“Ja, het jagen zit wel in de familie”, stipt Michael Depreitere aan. Grootvader Paul Depreitere, die overleden is toen Michael pas vier jaar was, was een jager. Vader en ooms hielden van kleiduifschieten. Maar hoe raakte Michael gepassioneerd? “Als kind ging ik vaak bij boeren werken. Ik hou van de boerenbuiten. Ik leerde ook via de hondensport mensen kennen. Later raakte ik gefascineerd door jacht- en demonstratievogels. “Je leert meer en meer mensen kennen, die je wegwijs maken. Ik zocht ook informatie op internet op. Daarna werden jachthonden mijn grote passie en legde ik mijn jachtexamen af.”

“De jacht is een uitlaatklep: hobby met vrienden beoefenen op de buiten”

Dierenvriend

Zijn jachthond: dat is de grote dierenvriend van Michael. In huis een bijzonder braaf en innemend dier, maar eenmaal buiten ontpopt de Duitse Staande Draadhaar zich als een uitstekend jachtdier. “Ik zocht ook een sterke naam die paste bij mijn jachthond, en Duits. Oswald vind ik wel goed en mooi klinken.” Op jacht doet Oswald precies wat verwacht wordt: een dier aanwijzen en hem een zetje geven, zodat jagers hun geladen geweer kunnen gebruiken om het stuk wild te schieten. “We schieten niet om te schieten.” Dat vinden jonge jagers belangrijk. “We worden door sommigen nog altijd verkeerd begrepen. Of meer zelfs: scheef bekeken. Men denkt soms dat we gewoon wilde dieren afknallen. Hoe meer, hoe liever. Zo werkt de wildbeheersing op vandaag helemaal niet. Het klopt dat we jagen, maar het is wel noodzakelijk om de verhoudingen in de natuur correct te houden.”

Op welk wild er dan het meest wordt gejaagd? “Voor het derde jaar op rij ga ik nu jagen in Poelkapelle. Het is een gebied van 500 hectare groot. We jagen op patrijs, haas, fazant, konijn en eend. Ja, toen ik mijn eerste haas had geschoten, gaf mij dit wel een euforisch gevoel.”

Jagen is meer dan schieten. Het is een sociale gebeurtenis zonder meer. “Voor mij is jagen de ideale uitlaatklep: je bent op de boerenbuiten, je bent met vrienden, je maakt leute en plezier, je babbelt, je eet en drinkt lekker. Het is gewoon de max, dat maakt van mij een passionele jager.” Meer jongeren en vrouwen voelen zich tot de jacht aangetrokken. “Heel fijn om te doen. Maar de veiligheid blijft zeker voorop staan.”