Menenaar Walter Desmet: een progressief denker, getekend door de oorlog

© SLW
Redactie KW

Walter Desmet uit de Moorselestraat is een verteller. Hij heeft niet alleen de gave, hij heeft ook heel wat te vertellen. Over zijn jeugd die zich deels tijdens de oorlog afspeelde of over hoe filosofische verwondering hem een andere kijk op de samenleving gaf. En over illustere inwoners van Menen, een stad waar hij trots op is.

Walter Desmet (89) heeft slechts een half woord nodig om een verhaal te vertellen. De ene gebeurtenis roept een andere op en aan iedere naam is wel een familiegeschiedenis verbonden. Wij zijn bij Walter op bezoek naar aanleiding van 140 jaar Davidsfonds in Menen en zijn inbreng voor de musical ‘Oorlog en vrede’ die in januari vertoond wordt in CC De Steiger.

“De oorlog kwam op heel schokkende manier mijn leven binnen”, vertelt Walter. “Ik woonde in Wevelgem in de Kortrijkstraat, niet zo ver van het vliegveld. Op de eerste dag van de Tweede Wereldoorlog, op 10 mei 1940 om 18 uur, brak de hel los. Dat is iets wat je nooit vergeet.” Zijn vader was bakker, zijn grootvaders naam is nog verbonden aan Smetjes reke, een rij huisjes in de Kortrijkstraat in Wevelgem.

“In de oorlog deden we onze broodronde met een triporteur getrokken door een hond want er was geen benzine. Toen werkte Lucien Vervenne, de latere bakker, bij ons in de bakkerij. Toen we klaar waren met onze ronde in Gullegem ging Lucien een winkel binnen en kwam naar buiten met een droge haring. “Wat ga je daar mee doen?”, vroeg ik hem. Hij bond de haring aan de triporteur, de hond sprong er tevergeefs naar toe maar zorgde er wel voor dat de triporteur voortgetrokken werd en we snel thuis waren!

Parijs

“Na mijn huwelijk in 1954 ben ik in Menen komen wonen. Menen was op heel wat gebieden verder geëvolueerd dan Wevelgem. Het lag dan ook dichter bij Parijs, hé?“, grapt Walter. Menen was in de Eerste Wereldoorlog een bezette stad geweest, de Duitsers waren die oorlogsjaren een deel van het dagdagelijkse leven. Walter vertelt met ogenschijnlijk plezier het verhaal van de eerste verkenners die aan het begin van de Tweede Wereldoorlog de stad binnenreden. Ze vroegen aan een vrouw “Der weg zum Rathaus?”. “Immer gerade aus”, antwoordde de vrouw. “Sprechen Sie Deutsch?“, vroeg de Duitser verbaasd. “Natuurlijk, je vader is nog maar pas weg”, antwoordde ze gevat.

De oorlog zorgde helaas ook voor heel wat trieste verhalen, vele daarvan tekende Walter op in zijn boek ‘Menen tijdens WO II’. “Julien Vervaecke was net zoals zijn broer Felicien, een Flandrien-wielrenner“, vertelt Walter. “Hij baatte café Sportpaleis uit in de Rijselstraat, net voor de brug. Op 24 mei 1940 zocht Julien met zijn familie een schuilplaats in de kazematten. Na de eerste beschieting zocht hij terug zijn huis op en merkte dat de Engelsen zijn huisraad hadden gebruikt als schild. Toen hij daarover in discussie ging met de Engelse soldaten, namen die hem mee en werd hij waarschijnlijk nog diezelfde dag gefusilleerd.”

Obussen

Misschien nog schrijnender is het verhaal van René Vanderheydt. “René kreeg verscheidene decoraties voor zijn heldhaftige gedrag in de Eerste Wereldoorlog. Maar hij hield er ook een wankele gezondheid en een verbitterd geloof aan over. Met het weinige geld dat de oud-strijdersbond hem gaf, kwam hij niet toe. Dus verkocht hij de koperen koppen van obussen die overal in de grond te vinden waren. Daarmee kon hij zich een huisje kopen en verbouwen in de Zonnestraat. Na twee weken in de nieuwe oorlog werd zijn huis door obussen aan flarden geschoten. René overleed in februari 1945.”

“De oorlog kwam op een heel schokkende manier mijn leven binnen”

“In augustus 1942 dienden alle wapens en munitie ingeleverd te worden”, vervolgt Walter. Een maand later werd Remi Lernout opgepakt omdat hij twee geweren niet had aangegeven. Hij was overgedragen geweest. Remi overleed op 29 januari 1945 in een concentratiekamp.”

Woelige jaren 60

Door zijn engagement bij de heemkundige kring van Menen groeide Walters interesse en ging hij op zoek naar die menselijke oorlogsverhalen. Voordien was hij als bestuurslid van het Davidsfonds en door zijn interesse in de filosofische discussies van de jaren 60 en 70 voorloper om een bredere maatschappelijke discussie op gang te brengen.

Walter vertelt hoe hij als progressief denker tegen oud, vastgeroest gedachtegoed moest opboksen. “Het Davidsfonds weigerde de roman ‘Het huis van mama Pondo’ van Aster Berkhof uit te geven. Ik zat toen in het nationaal bestuur van het Davidsfonds. In dat boek is de auteur kritisch voor het apartheidsbeleid in Zuid-Afrika. En dat kon niet, want Zuid-Afrika was een ‘broedervolk’. Met een aantal progressieven binnen het Davidsfonds konden wij de rest overtuigen om het boek toch uit te geven. Dat lukte, maar in het voorwoord verontschuldigde het toenmalig bestuur zich toch dat ze zo’n boek uitbrachten.”

Ook in Menen was er in die periode een enorme afstand tussen de socialisten, liberalen en katholieken. “Maar ook bij ons was er een kentering“, kijkt Walter terug op die boeiende periode. “Ik was lid van het cultureel comité, een verbroedering tussen de verschillende politieke strekkingen waar onder meer ook de latere burgemeester Fernand Dehaene lid van was. Dankzij dat comité konden we progressieve debatten organiseren tot ontzetting van de katholieke orde voor wie de tien geboden niet ter discussie stonden en de fundering van de maatschappij vormden.”

Nobelprijs

Walter Desmet is trots op Menen. “Er zijn heel wat bekende Menenaars”, weet hij. “Denk maar aan Théophile Wahis, die secretaris-generaal in Congo en rechterhand van Leopold II was. Of Yves Chauvin die in 1930 geboren is in de Yvon Serruystraat en in 2005 de Nobelprijs kreeg voor chemie. Zij, maar ook minder gekende figuren zoals Gabrielle Vuylsteke die in een uniek dagboek het dagelijkse leven in Menen tijdens WO I noteerde, verdienen allemaal een plaats in het geschiedenisboek van de stad.”

(Stefaan Lernout)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier