Karen Verhamme: “Ik streef naar een kunstonderwijs waarvoor leerlingen bewust kiezen”

Redactie KW

Zeven maanden is Karen Verhamme (33) ondertussen directeur van kunsthumaniora Sint-Lucas in Gent, maar spijt van haar carrièreswitch heeft de vrouw uit Ruiselede hoegenaamd niet. “Ik heb hier eerst elf jaar Frans gegeven in de derde graad, tot de stoel van directeur vrijkwam en ik mij kandidaat stelde. Niet dat er ik er al heel mijn leven van droom om leiding te geven, maar binnen deze school voelt het helemaal juist. Het zijn lange, drukke dagen en ik heb mijn gezinsleven moeten herindelen, maar de vele externe afspraken en contacten maken zoveel goed.

Dit interview kadert in het project KW Kaapt Gent waarbij we op zoek gaan naar de West-Vlaamse ziel van de Arteveldestad.

Een carrière in het kunstonderwijs stond voor Karen echter niet onmiddellijk in de sterren geschreven. “Ik kom uit een heel traditioneel gezin uit het Ruiselede. Hoewel ik wekelijks muziek- en tekenacademie volgde, heb ik nooit met het idee gespeeld om kunsthumaniora te volgen. Uiteraard bestond het al in grotere steden als Gent en Antwerpen, maar in mijn omgeving was het eenvoudigweg geen optie. Niet omdat het slecht zou zijn, maar louter omdat er niet aan werd gedacht. Als ik één iets wil bereiken in mijn nieuwe rol, is het de school dichter bij de mensen brengen.”

Je hebt zelf een gezin. Hoe moeilijk is het om de moederrol met je job als directeur te combineren?

In het begin was dit behoorlijk zwaar. Als directeur ben je vaak lange dagen van huis. Niet eenvoudig met twee jonge kinderen en een man die fulltime werkt. Gelukkig kon mijn echtgenoot het op professioneel vlak tijdelijk wat rustiger aan doen en de zorg voor Kirsten (10) en Quinten (9) van me overnemen. Inmiddels zijn we zeven maanden verder en beginnen we stilaan nieuwe routines te ontwikkelen.

Als ik één iets wil bereiken in mijn nieuwe rol, is het de school dichter bij de mensen brengen

We zouden bijna vergeten dat je eerst elf jaar op deze school hebt lesgegeven. Hoe komt een pas afgestudeerd meisje uit Ruiselede bij Sint-Lucas in Gent terecht?

Na mijn middelbare studies in Tielt trok ik net als vele leeftijds- en streekgenoten naar Gent. Ik vervolmaakte er niet enkel een master in de Romaanse talen, maar leerde er ook mijn huidige echtgenoot kennen. Hoewel we beiden roots in West-Vlaanderen hebben, bleven we na onze studies in Gent ‘plakken’. Cliché, niet? (lacht) Opmerkelijk genoeg kon ik al tijdens mijn lerarenopleiding op Sint-Lucas aan de slag. Op dat ogenblik eigenlijk nog totaal onbekend terrein voor mij, maar ondertussen zie ik mij het kunstonderwijs nooit meer verlaten.

Wat opvalt is dat je met een grote fierheid over jouw school spreekt. Zijn er in al die jaren ook bekende Vlamingen afgestudeerd? Pak je hiermee graag uit?

Er zijn de afgelopen jaren zeker bekende en minder bekende koppen de revue gepasseerd. Denk maar aan auteur Bart Moeyaert, acteur Titus De Voogdt, kunstenaar Hannes Van Severen of fotograaf Julien Lanoo. Persoonlijk vind ik dit een belangrijke troef die we nog veel te weinig uitspelen. Onlangs hebben we met behulp van een persbureau en in het kader van “De dag van het KSO” eventjes onze bekende ex-leerlingen opgesomd. Een oplijsting die dringend een vaste stek op onze website verdient.

Karen Verhamme:
Karen Verhamme: “Een vaak terugkomend fenomeen is dat van het kind dat in het kunstonderwijs plots volledig open bloeit.”© SL

Ik vermoed dat niet alle ouders dolenthousiast reageren wanneer hun kind beslist om voor het KSO te kiezen. Hoe weerleg je bepaalde mythes die nog rond het kunstonderwijs bestaan?

Dat klopt, we merken dat veel leerlingen pas in het vijfde middelbaar in onze school instromen. Vaak hebben ze er dan al een lang en vooral opgedrongen traject in een ASO of TSO richting opzitten. Sceptische ouders overtuigen we veelal tijdens opendeurweekends of door proactief met hen in gesprek te gaan. Wanneer ze het reilen en zeilen op een school als de onze zelf ervaren, stellen ze zich er gemakkelijker voor open. Een vaak terugkomend fenomeen is dat van het kind dat in het kunstonderwijs plots volledig open bloeit. Laat het nu net dat zijn dat we met ons onderwijs beogen: een positieve keuze bieden aan ieder die graag en gemotiveerd met kunst bezig is. Je hoeft helemaal geen kunstenaar te zijn of te worden, maar het artistiek bezig zijn moet je wel energie geven.

Je hoeft helemaal geen kunstenaar te zijn of te worden, maar het artistiek bezig zijn moet je wel energie geven

Wat zijn volgens jou de belangrijkste waarden die jouw school aan opgroeiende tieners meegeeft?

Ik geloof dat het een taak van de school is om kinderen totaal te ontplooien en maximaal op de samenleving voor te bereiden. Waarden als openheid en respect voor de eigenheid van anderen zijn hiermee onlosmakelijk verbonden en maken ook deel uit van de visie van onze onderwijsinstelling. Daarnaast leggen we als maatschappij ook steeds vaker de klemtoon op ‘kunnen’ naast ‘kennen’. Creatief bezig zijn leent zich hier perfect toe.

Wat zou je verwezenlijken mocht je één dag als minister van onderwijs door het leven kunnen gaan?

Oei, dat is een moeilijke vraag (lacht). Wellicht zou ik de veelbesproken onderwijshervorming opnieuw op tafel gooien. Een hervorming waar ik eerlijk gezegd veel van verwachtte, maar die een wrange nasmaak achterlaat. Zoveel gemiste kansen! Waarom blijven vasthouden aan het klassieke hokjesdenken? Indien ik het voor het zeggen had, was de opdeling ASO-TSO-KSO-BSO definitief naar de geschiedenisboeken verwezen. De minister zou ik sowieso aanraden om wat vaker het werkveld in te trekken. Besparen is één iets, maar het moet ook werkbaar blijven voor iedereen. Sommige vernieuwingen vergen nu eenmaal middelen, veelal extra middelen zelfs.

Indien ik het voor het zeggen had, was de opdeling ASO-TSO-KSO-BSO definitief naar de geschiedenisboeken verwezen

Je werkt en woont reeds geruime tijd in Gent. Voel je jezelf nu eigenlijk West-Vlaming of toch Gentenaar?

Na mijn studententijd ben ik onmiddellijk met mijn vriend naar Sint-Amandsberg verhuisd. Eigenlijk heb ik de laatste 15 jaar dus vrijwel onafgebroken in de omgeving van Gent gewoond. Toch voel ik me eigenlijk geen Gentse, eerder een West-Vlaamse die al lang in Gent woont. Zowel mijn eigen familie als die van mijn echtgenoot wonen in West-Vlaanderen, we keren dus nog vaak terug.

Karen Verhamme:

Dus je spreekt het dialect nog?

Laat ons zeggen dat ik het nog wel kan spreken, maar dat de gelegenheid zich niet zo vaak meer voordoet. Bij een bezoekje aan mijn grootouders is het bijvoorbeeld doodnormaal dat ik West-Vlaams praat. Maar met mijn man – nochtans ook een West-Vlaming – spreek ik eerder een tussentaaltje. Een heel erg plat dialect heb ik overigens nooit gesproken. Mijn moeder stond net als ik in het onderwijs en hamerde nogal op het algemeen Nederlands. Mijn kinderen zijn dan wel om praktische redenen in Tielt geboren, ze wonen al hun hele leven in het Gentse. Stuutjes en andere typische dialectwoorden kennen ze uiteraard wel en vinden ze heel erg grappig. Onze vriendenkring is eerder een mix van mensen uit verschillende regio’s, West-Vlamingen, maar zeker ook voldoende Oost-Vlaams en zelfs Antwerps tegengewicht.

Nu we het toch over het West-Vlaamse dialect hebben. Wat is voor jou het sappigste dialectwoord?

Geen woord dat volgens mij meer die typisch West-Vlaamse spirit kan uitdrukken als ‘goeste’. West-Vlamingen staan erom bekend harde werkers te zijn die nooit opgeven. ‘Goeste’ is overigens ook een woord dat je niet zomaar naar het algemeen Nederlands kunt vertalen. Toch niet zonder in te boeten op vlak van woordsterkte en connotatie.

Ik zou nooit meer in een dorp kunnen aarden

Je gaf daarnet aan dat er ook in je vriendenkring wel wat West-Vlamingen zitten. Heb je ook veel provinciegenoten onder de collega’s? Heb je een verklaring voor de grote ‘brain drain’ uit West-Vlaanderen?

Ja, ook onder de collega’s zitten heel wat provinciegenoten, onder meer uit Kortrijk en Waregem. Ik denk dat sowieso heel wat jongeren na hun studies in Gent blijven plakken. Ze vinden er een lief of een job en keren niet meer terug naar hun geboortestreek. Daarnaast is Gent wel een stad, maar ook zeker geen grootstad. In bepaalde straten is het contact tussen de buren zo goed dat ik eerder over een soort dorpsgevoel zou durven spreken. Ook in de straat waar ik woon, lopen de kinderen zonder schroom bij elkaar binnen. Daarnaast ligt de stad op nog geen halfuur rijden van steden als Kortrijk en Waregem, wat een bezoekje aan en van de familie makkelijker maakt. Er is een groot aanbod aan culturele activiteiten waardoor er altijd wel iets te doen valt, ook op zondag. Misschien nog wel het allerbelangrijkste voor mij persoonlijk is dat alles op fietsafstand ligt: de bakker, de school van de kinderen, mijn werk. Heerlijk vind ik dat!

Ik hoef het wellicht bijna niet meer te vragen, maar zie jij jezelf ooit nog naar je geboortestreek terugkeren?

Neen, dat is uitgesloten denk ik. Ik zou nooit meer in een dorp kunnen aarden. Ik kan me goed voorstellen dat bepaalde mensen de rust van het platteland heerlijk vinden, maar ik geniet net van de gezellige drukte die altijd in de stad heerst. In Gent verplaats ik me steeds per fiets, waardoor ook het ‘fenomeen file’ reeds al die jaren aan mij voorbijgaat. Zalig! Steden als Brugge en Kortrijk zouden wellicht nog net wel lukken, maar ik zou die typische Gentse mentaliteit toch wel missen hoor. Wat die bepaalde mentaliteit juist omvat, kan ik maar moeilijk onder woorden brengen. Wellicht is het voor een stuk openheid en tolerantie, leven en laten leven.