Concurrentie tussen winkelstraten en handelscentra aan de stadsrand zal nog groter worden

Redactie KW

Dit was een van de voornaamste statements op de studiedag rond detailhandelsbeleid die de POM (Provinciale Ontwikkelings Maatschappij) vandaag organiseerde in Roeselare. Lokale economieschepenen en andere beleidsmakers wisselden er ook van gedachten over hoe ze de de detailhandel in hun gemeenten kunnen versterken.

De toon werd meteen gezet door Willem de Laat van Idea Consult, dat in opdracht van het Kennisnetwerk Detailhandel een grote interprovinciale studie heeft gevoerd, die twee jaar in beslag heeft genomen. Voor onze provincie vallen de resultaten van deze studie al bij al vrij positief uit. Zeker in het aanbod, want met 2.352 vierkante meter detailhandelsoppervlakte per duizend inwoners is West-Vlaanderen het best voorzien. Het gaat trouwens om gigantische cijfers : onze provincie telt om en bij de 30.000 winkels en 2,7 miljoen vierkante meter winkeloppervlakte, waar zo’n 45.000 mensen hun boterham voorzien. En goed voor een jaarlijkse omzet van bijna 7,5 miljoen euro.

Jaarlijks groeit deze omzet nog aan met 2,5 %, maar dat is eigenlijk niet genoeg, als je weet dat de inflatie (en dus de kosten voor de winkeliers) met 2,3 % steeg en dat… de internethandel jaar na jaar toch oprukt. Nu in onze provincie goed voor amper 3,3 % procent van het bestedingspatroon voor periodieke goederen, maar dat cijfer stijgt snel en verwacht wordt dat dit tegen 2025 10 % zal bedragen.

Trouwe West-Vlaming

Opvallende conclusie van de studie is ook dat de West-Vlaming met percentages van om en bij de 95 % bijzonder trouw is aan de eigen provincie als het op aankopen aankomt. Grote steden als Brussel en Antwerpen kapen nog niet eens 1 % weg, het buitenland nauwelijks iets. Omgekeerd is er vanuit het Meetjesland wel een zekere Oost-Vlaamse stroom naar onze provincie, en er komen vooral ook kopers uit de provincie Henegouwen (31 miljoen euro bestedingen per jaar) tot bij ons. Brugge, Oostende, Roeselare en Kortrijk blijven dé aankoopsteden van de provincie en versterken die rol zelfs nog gaandeweg, vooral ten nadele van de omliggende gemeenten, waar de bewoners alsmaar vaker de verplaatsing maken. Dit heeft vooral te maken met het gewijzigd patroon van de consument : men shopt minder vaak, maar als men het doet dan duurt het wel langer en is het gerichter. En wil men er ook meer plezier aan beleven. De vier kopsteden komen ook vaker met elkaar in concurrentie dan vroeger.

Goedkoper aan de rand

De beschikbare winkeloppervlakte stijgt nog steeds, maar de groei zit hem vooral in de winkels aan de stadsrad, in de stadskernen daalt het aanbod. Winkelleegstand is dan ook vooral een stadsfenomeen. We zitten op vandaag op 6,8 % leegstand (179.491 vierkante meter), tegenover 5,3 % in 2008. In West-Vlaanderen is die niet groter dan elders, maar het blijft wel een enorm probleem en uitdaging.

Omdat de consument ook alsmaar vaker uit is op méér en dus goedkopere aankopen, zijn vooral de ketens die goedkope producten aanbieden in toenemende mate succesrijk. Deze vestigen zich, uit kostenoverwegingen, vooral aan de stadsrand. Maar ook daar wil men de consument zo lang mogelijk in huis houden en de belevingswaarde opkrikken. Volgens de studie zullen die in de nabije toekomst snel evolueren naar shopping parken, waar van alles te doen is. (JRE)

Lees hierover ook in Krant van West-Vlaanderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier