Auteur-architect Filip Canfyn: “Die maandenlange research noem ik mijn mise-en-place”

Filip Canfyn is architect, rugbyfanaat maar vooral ook schrijver. 'Lysboa' is zijn eerste roman. (Foto TV)
Peter Van Herzeele
Peter Van Herzeele Medewerker KW

Filip Canfyn was tien jaar aan de slag als vastgoedontwikkelaar en werkte 6 jaar als directeur stadsontwikkeling bij Stad Kortrijk.Hij is vaste columnist op architectura.be, schrijft opiniestukken en publiceerde vier boeken over stad, wonen en architectuur. Maar nu brengt hij zijn eerste roman ‘Lysboa’ uit. “De schilderijen over de Portugese soldaten in WO I hebben mij zo geraakt. Ik moest erover schrijven.”

Om met de deur in huis te vallen: waarover gaat je roman?

“Het verhaal vertrekt vanuit een toevallige ontmoeting met Fernando Neto, de kleinzoon van een Portugese soldaat in de Eerste Wereldoorlog. In verloren gewaande brieven aan Ching, een Chinese arbeider, leest Fernando verhalen over wat zijn opa Ramiro Branco beleefde voor en na de Duitse uitbarsting op 9 april 1918 aan de oevers van de Leie, uitgerekend op de dag dat zijn divisie naar huis zou gaan. Je moet je inbeelden dat je met je valiesje klaarstaat om eindelijk naar huis te kunnen en dat dan zoiets gebeurt. Je wordt meegezogen in de zinloosheid van de loopgraven. De kleinzoon leert wat hij moet onthouden over vaderland en oorlog, lafheid en onmacht.”

Waar haalde je de inspiratie?

“In Lissabon, mijn lievelingsstad. In het Museu Militar ontdekte ik dat er in de Eerste Wereldoorlog Portugese soldaten gevochten hebben langs de Leie en er ook gesneuveld zijn. Ik wist dat niet. In de zaal van de Groote Oorlog van het museum hangen grote morbide, donkere schilderijen in blauwbruine kleuren, precies bloed. Die schilderijen zijn gemaakt door een soldaat die ook schilder was. Aan het front moest hij schetsen maken als officieel oorlogskunstenaar.”

“Terug in Lissabon penseelt hij de rauwheid, de ruwheid en de wreedheid van de uitzichtloze oorlog. Op een gedicht, in een hoekje aan een muur, staat in mat glanzende tegels te lezen dat een soldaat niet dood gaat. Uiteindelijk is dat waar dat een soldaat niet doodgaat. Zijn ziel blijft leven. De schilderijen en het gedicht hebben me zo erg geraakt dat ik daar wilde over schrijven. Het is goed een verhaal te maken van de geschiedenis.”

Gaat het over fictie die op waarheid gestoeld is, of klopt het historische niet?

“Ik vind dat je in een roman wel fouten mag maken tegen de waarheid. Het is goed een verhaal te maken van de geschiedenis. De interpretatie daarvan laat ik aan de lezers toe. In de brieven in het boek onderken je wel de staatgreep van 1928 die later uitmondde in de dictatuur van Salazar.”

Hoelang heb je aan het boek gewerkt?

“Een jaar aan research en drie maand schrijven. De research noem ik mijn mise-en-place, om het in keukentermen te zeggen. Ik zocht in boeken, bibliotheken en op internet. In de Portugese literatuur heb ik niet zoveel gevonden over de Eerste Wereldoorlog en de Portugese soldaten in Frans-Vlaanderen. De Portugese soldaten aan de Leie is er precies een verzwegen oorlog. In de Engelse literatuur wordt er wel over geschreven, maar de Engelsen omschrijven het in triomfantelijke bewoordingen. Ik noem dat de patriotische leugen. De Portugezen waren kanonnenvlees. Wat de schilder toonde was iets wat hij zelf had gezien: de waarheid.”

Auteur-architect Filip Canfyn:

“Het is goed een verhaal te maken van de geschiedenis” – Filip Canfyn, architect en schrijver

Wat moeten we ons voorstellen bij jouw vier andere boeken over stad, architectuur en wonen?

“Ik heb die vanuit mijn beroepsbezigheden als architect en project- en stadsontwikkelaar geschreven. Ruimte, samenleving, het verkavelde Vlaanderen, kwaliteitsverbetering van woningen in kwetsbare wijken, mobiliteit. Dat zijn dingen die me enorm bezig houden. Ik denk daar veel over na en schrijf er over. Het gaat ook over de rol van de stad in het woonverhaal. Eerlijk gezegd ben ik daar een beetje bevreesd voor hoe die ontwikkelingen evolueren. Ik vrees dat vroeg of laat onze toekomst gehackt wordt.”

Naast het schrijven heb je ook een vrij sportieve achtergrond?

“Ik heb rugby gespeeld tot mijn 37ste. Met enige trots mag ik zeggen dat ik als een van de eerste Vlamingen in de Franse competitie heb gespeeld. Het was wel net over de grens, maar het was toch Frankrijk (lacht). Ik was er een hele tijd trainer van de jeugdploeg, mijn zoon is er zelf ook trainer. De liefde voor rugby kwam door mijn opa die tijdens de oorlog naar Tarbes in de Pyreneeën vluchtte. Hij zag daar de eerste keer rugby en vertelde er ons verhalen over.”

Een laatste vraagje: waar kan jij echt van genieten?

“Elke zaterdagmorgen koffie drinken en mijn kranten lezen in café de Faubourg. Zalig was dat, zolang de zaak open was. Nu is het café jammer genoeg gesloten.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier