VIDEOBLOG (3) Dioxine, over de eerste liefde

Redactie KW

Elke week van de zomer serveert KW.be je poëzie of proza van de jonge sterschrijfster Lara Taveirne. Omdat dit het seizoen van de liefde is, ontvouwt zich in elke tekst een nieuwe soort liefde: een gemis, een hunker, een afschuw, een vuurwerk. Wees gulzig bij het luisteren, en laat je benevelen.


Het mythische jaar 1999. Volle dioxinecrisis. Samen met mijn moeder en zussen hadden we alles uit de koelkast en de keukenkasten gehaald. Opdracht: levensbedreigend moest van ongevaarlijk onderscheiden worden. Met fijngeknepen ogen probeerden we de minuscuul kleine lettertjes van de ingrediënten na te lezen. Alles waar een spoor van eieren in zat, dat moest definitief vernietigd worden. Een verpakking met een haan erop, die moesten we niet eens nakijken: WEG. Helemaal achterin de kast vonden we een pak bruine suiker die al zeven jaar over tijd was. Zeven jaar. Maar volgens onze moeder kon dat dan weer geen kwaad.

De volgende dag werd uiteindelijk toch alles in de vuilnisbak gekieperd.

Het zekere voor het onzekere. Zoiets. Zelfs de bruine suiker.

We vertrouwden niks meer.

In die stemming van algehele achterdocht en wantrouwen, had ik mijn allereerste afspraakje met een jongen. Ik herinner me zelfs nog het geluid van zijn deurbel. Zijn moeder deed open en kuste me op de wang. Dat voelde als een stap dichter bij mijn beoogde doel.

De tafel stond gedekt met een extra bord, want ik mocht blijven eten. Op het menu: kip met appelmoes en frietjes. Niemand aan de tafel scheen zich zorgen te maken. Ik was de enige die nog geen hap genomen had. Aan de overkant van de tafel knipoogde hij naar me. Ik dacht aan een doodskop, deed mijn ogen dicht en bracht mijn vork naar mijn mond.

Die avond werd ik voor de eerste keer gekust. Hij had een betrekkelijk charmante plek uitgezocht. Op een steiger bij het water. Waterlelies zelfs. Tijdens het zoenen dacht ik aan hele moeilijke woorden. Aan pentachloorfenol-laureaat en aan tetrachloordibenzo-p-dioxine. En dat die woorden zich nu vermengden in onze monden. Ze sponnen zich rond mijn tong, gingen kopje onder in ons speeksel. Ik zou doodgaan, dat leek nu wel helemaal zeker. En dat mocht ook. Ik heb alles nu wel gehad, dat geloofde ik.

Een week later zag ik hem terug op diezelfde betrekkelijk charmante plek. Met een ander meisje. Ik zag hun monden naar elkaar toe gaan. Ik zag het zelfs twee keer, want ze reflecteerden in het water. Zonder te knipperen met mijn ogen ben ik ze de hele tongkus lang blijven aankijken en ik kon er niks aan doen maar ik moest voortdurend denken aan die pak bruine suiker in de vuilnisbak.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier