Maritiem archeoloog Tomas Termote: “In 2018 exposeren samen met gouverneur Decaluwé”

Redactie KW

Ter land, ter zee of in de lucht. Dagelijkse kost voor werkmensen die tot ongekende hoogtes klimmen of afzakken naar de diepere regionen. Van hoogte- of dieptevrees is er bij hen dan ook geen sprake. Elke woensdag gaan we met KW.be op zoek naar zulke mensen met een ‘hoog’, dan wel een ‘laag’ beroep. Deze week neemt Oostendenaar Tomas Termote ons mee naar de duistere onderwaterwereld van maritieme archeologie in de Noordzee.

De 41-jarige Oostendenaar woont momenteel in Bredene en is al 18 jaar actief als onderwaterarcheoloog, met een toespitsing op het duiken naar wrakken. De onderwatermicrobe kreeg hij al in zijn vroege jeugdjaren te pakken op aansturen van zijn vader. “Mijn papa was een hotelier en had een eigen boot. Hij nam mij dan mee op verkenningstocht, op zoek naar scheepswrakken. Hij had al heel wat ervaring, want was er al mee begonnen in de jaren ’60.”

“Ik was 14 jaar toen ik de eerste keer naar een wrak dook. Ondertussen was ik wel al twee jaar lid bij de lokale duikclub Orkeanes, maar toch voelde ik de schrik door mijn hele lijf razen. Vooral omdat ik dacht dat het pikdonker zou zijn zodra ik alsmaar dieper zou gaan. Maar geheel onverwacht was het water vrij helder en kon ik tot 7 à 8 meter rondom mij zien wat er zich afspeelde. En toen stootte ik plotseling op een scheepswrak. Het gaf mij een onbeschrijflijk gevoel. Ik was heel benieuwd naar het verhaal achter die wrakken. Sinds die dag wist ik meteen wat ik later wou doen.”

Hoe gaat een archeoloog te werk vooraleer hij in de bodem mag graven?

“Als archeoloog moet je eerst een idee hebben over wat de bodem verschuilt voor het blote oog. Opgravingen in de zeebodem komen weinig voor, omdat het een vrij hachelijke onderneming is waarbij heel wat komt kijken. De Dienst der Hydrografie informeert de zeevarenden over de zeebodem en de gevaren onder water. Ze brengen veilige scheepvaartroutes en locaties van wrakken in kaart. De zeebodem scannen ze als het ware met behulp van hun speciaal onderzoekschip Ter Streep, en nadien wordt hierover een rapport opgesteld. Dat kan je dan nalezen en zo zelf erop uit trekken.”

Maritiem archeoloog Tomas Termote:

Hoe diep moet je ongeveer duiken om op een wrak te stuiten? En hoe ga je te werk om daarover documentatiemateriaal te verzamelen?

“Ik ben lid van de Belgische Federatie voor Onderwatersport. Daar heb ik een brevet behaald waarmee ik tot 50 meter diep mag duiken. Dat volstaat voor wat betreft de Noordzee, want doorgaans is Het Kanaal vrij ondiep. Eind mei gaat het duikseizoen van start voor een drie- à viertal maanden. Documentatie verzamel ik aan de hand van foto’s of video. Met een GoPro-camera is het tegenwoordig vrij eenvoudig om mooie beelden te maken. In andere gevallen schakel ik een cameraman in. Het materiaal is ook bestand tegen de verhoogde druk onder water, tot dieptes van liefst 200 meter. In een goed jaar kan ik ongeveer 150 duikverkenningen doen, maar dan moet het weer wel meezitten. Als de stroming te sterk is of het is te winderig, houdt het al snel op.”

Wat is je merkwaardigste vondst?

“Het is moeilijk om één vondst eruit te pikken, maar ik vind het altijd boeiend als je geconfronteerd wordt met een vondst waarvan je het verhaal erachter moet ontleden en uitpluizen. Vooral als de geschiedenis die zich ontrafelt voor je ogen geheel onverwacht is. Zo voer ik eens op Het Kanaal, op zoek naar de overblijfselen van een vrachtschip. Eenmaal daar aangekomen, ontdekte ik tot mijn verbazing dat er op die locatie in feite een onderzeeboot lag.”

“De Duitse duikboot in kwestie was getorpedeerd door de Britten en de volledige bemanning was mee ten onder gegaan. Behalve de kapitein, die werd in de lucht gekatapulteerd en in krijgsgevangenschap genomen. Die informatie kwam aan het licht omdat ik het kon nalezen in het Nationaal Archief in Londen.”

Maritiem archeoloog Tomas Termote:

“Een ander boeiend verhaal ontplooide zich toen ik, tijdens een onderzoek naar een voorpostenboot, een identiteitsplaatje vond in de modder. Er was geen lijk, en uit nieuwsgierigheid wou ik de zaak uitspitten. Ik schreef een brief over mijn vondst naar de oorlogsgravendienst in Berlijn, om na te gaan of de man er begraven was. De mensen daar vertelden me dat hij nog leefde, maar dat ze wegens bescherming van de privacy geen contactgegevens mochten doorgeven.”

Hoe krijgt een archeoloog middelen om onderzoek te voeren en dit te analyseren?

“Een archeoloog voorziet hoofdzakelijk in zijn eigen onderhoud. Maar het komt wel eens voor dat bedrijven waarvoor je opdrachten uitvoert extra middelen geven. Bijvoorbeeld als het gesubsidieerd is door de Vlaamse overheid. Al is dat toch een zeldzaamheid. Hoofdzakelijk moet je zelf geld investeren om de boel draaiende te houden. In mijn geval is dat mijn boot en al het nodige materiaal om onderzoek te voeren.”

Heb je ooit met tegenzin een onderzoek moeten stopzetten?

“Ja dat is inderdaad al eens voorgevallen. Vijftien jaar geleden deed ik onderzoek naar een oorlogsschip dat gestrand was in 1916, nabij de haven van Zeebrugge. Het ging om een patrouilleschip dat lekgeslagen was nadat het tegen de zandbank voer. Het onderzoek werd gefinancierd door Prangenhof en het schip werd ontleed in verschillende delen. Uiteindelijk werden de overblijfselen van het wrak tot schroot herleid. Er was geen enkel museum dat interesse had. Ik vond dat spijtig, want het was een leuk project en één van mijn meest bijgebleven ervaringen. Zo kan ik me nog perfect voor de geest halen hoe het ruim er van binnen uitzag. Ik had toen ook een gelukzalig gevoel toen ik tot het besef kwam dat er in bijna geen honderd jaar een mens aan boord was geweest op het schip.”

Maritiem archeoloog Tomas Termote:

Verbergt de Belgische zeebodem nog talloze schatten?

“Zeker! Er zijn nog heel wat gebieden die doorspit moeten worden. Als je bedenkt dat liefst 7 op de 10 wrakken gelinkt zijn aan de wereldoorlogen, dan verbergt de bodem in de Noordzee nog heel wat interessant materiaal voor verder onderzoek. Verder is het goed mogelijk dat er nog onontdekte wrakken zijn uit de Romeinse periode of de Middeleeuwen. Een tijdje geleden heb ik een encyclopedie geschreven over verborgen schatten en scheepswrakken in de Noordzee. Dat was toen echt een mijlpaal.”

Hoe bewaren jullie opgegraven artefacten?

“Vinden we een wrak, dan moeten we dat melden aan gouverneur Decaluwé. Het is de provinciegouverneur die beslist wat er met het werelderfgoed gebeurt. Gelukkig heeft hij een grote interesse voor wat zich voor onze kustlijn afspeelde tijdens de twee wereldoorlogen. Zo verzamelt hij hierover onder meer boeken en maquettes. Het is dan ook mooi meegenomen, als je pleit voor de bewaring van een vondst, dat hij daarover kan meepraten en het belang er van inziet. Carl Decaluwé is een man met visie, die gelooft dat het erfgoed behouden moet blijven. Ondertussen werken we al anderhalf jaar samen en hebben we ook al een boek uitgebracht over de raid op Zeebrugge.”

Wat was de aanleiding om samen een boek uit te brengen?

“Per toeval ontdekte ik in een antiekwinkel in Brussel een grote collectie van 80 glasplaten. Die foto’s behoorden toe aan Carpenter, een kapitein van de Vindictive. In de naoorlogse periode gaf die man lezingen aan de hand van deze glasplaten. Een opmerkelijke vondst. Ik lichtte de gouverneur hierover in en we besloten om er een boek over te maken. Maar daar stopt het niet: in april 2018 organiseer ik samen met de gouverneur een tentoonstelling over De Groote Oorlog op zee. Het hoofdthema van deze expositie gaat over de Duitse U-Boten en zal te zien zijn in het Provinciaal Hof in Brugge. Hiermee willen we het feit, dat er verscheidene duikboothavens gelegen waren aan de Belgische kust, terug onder de aandacht van de mensen brengen. We ambiëren dan ook om zo veel mogelijk nooit eerder vertoond materiaal te tonen aan het publiek.”

Kan je al een tipje van de sluier oplichten?

“Wij zijn al twee jaar volop bezig met de voorbereiding ervan en het in orde brengen van de nodige subsidies. Geregeld zit ik samen met de gouverneur om het materiaal te bespreken. Carl is daar erg nauw bij betrokken, aangezien hij de organisatie van de tentoonstelling op zich neemt.”

Maritiem archeoloog Tomas Termote:

“De zoektocht naar nieuw materiaal en het verder onderzoek gaan intussen voort. Zo trok ik musea in Engeland en Duitsland om mijn licht op te steken rond de manier van aanpakken. Maar we zijn er al uit dat de expositie sowieso een interactief gebeuren moet zijn voor de bezoeker, gebruikmakend van de nieuwste technologische mogelijkheden. Ook zouden we graag een replica van een duikboottoren willen tentoonstellen.”

In welke gevallen komen de artefacten dan in aanmerking voor musea?

“Die taak is weggelegd voor het Vlaams Instituut van de Zee. Zij doen dan navraag bij verscheidene musea of er interesse bestaat voor bepaalde artefacten. Meestal zullen de musea niet zo nauw kijken op de staat van het artefact, zeker niet als het om een unieke vondst gaat. Maar anderzijds moeten de artefacten wel in een degelijke staat verkeren, althans geschikt genoeg om ‘tentoongesteld’ te worden.”

Zijn er al van jouw vondsten die momenteel tentoongesteld worden in musea?

“Ja hoor, maar wel in geringe mate. Onder meer in het Groeningemuseum in Zeebrugge en in het Atlantikwall openlucht museum in Raversijde.”

(Robin Cocle – Foto’s Tomas Termote/Nicolas Mouchard)